ECLI:NL:HR:2024:1323

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
23/02673
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over verbeurde dwangsommen en schorsing van executie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een executiegeschil. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat J.P. van den Berg, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest was eerder gewezen op 16 mei 2023 en betrof een geschil over de verbeurdverklaring van dwangsommen en de vraag of de executie moest worden geschorst. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat B.M.H. Fleuren, heeft een verweerschrift ingediend waarin zij het cassatieberoep heeft bestreden. De zaak is verder toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij ook R.A. González Nicolás voor de verweerster aanwezig was.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02673
Datum27 september 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: B.M.H. Fleuren.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09//618538 / KG ZA 21/913 van de rechtbank Den Haag van 25 november 2021;
b. het arrest in de zaak 200.306.293/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 mei 2023.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [verweerster] mede door R.A. González Nicolás.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
27 september 2024.