Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/580846 / HZ ZA 19-1030
1.Petróleos de Venezuela SA,
2. Bariven SA,
3. Propernyn B.V.,
4. PDVSA Services B.V.,
5. (Petróleos de Venezuela) PDV Europa B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding, tevens houdende memorie van grieven, van 13 mei 2022 (met bijlagen), waarmee OIEG in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2022;
- de memorie van antwoord van PDVSA c.s., met bijlagen;
- de producties 60 tot en met 65 die OIEG ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feiten en procedure bij de rechtbank
4.Beoordeling in hoger beroep
Organic Law for Hydrocarbons. Ten tweede volgt dit uit het feit dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn genoemd in
Transporte Saet, een arrest van 14 mei 2004 van de Constitutionele Kamer van het Hoogste Gerechtshof van Venezuela, dat betrekking had op vereenzelviging. Dit arrest heeft nadien diverse malen navolging gekregen, zoals blijkt uit door OIEG overgelegde literatuur. Vereenzelviging is ook mogelijk buiten concernverband, zolang het gaat om rechtspersonen binnen een groep (grief 4). Naar Venezolaans recht is zowel vereenzelviging van de dochter met de moeder mogelijk, als vereenzelviging van de moeder met de dochter (omgekeerde vereenzelviging) (grief 5). Voor vereenzelviging is niet vereist dat de vordering die wordt ingesteld verband houdt met de gezamenlijke activiteiten van de te vereenzelvigen rechtspersonen (grief 6), aldus nog steeds OIEG.
Transporte Saetdat dit het geval is. PDVSA c.s. zijn echter van mening dat dit niet uit dat arrest volgt.
Transporte Saetcentraal staat, zal het hof hieronder bespreken waar dit arrest over gaat.
Transporte Saetbetreft een arbeidsgeschil, waarin een werknemer zijn werkgever, Transporte Saet La Guarira C.A., in rechte had aangesproken tot betaling van een ontslagvergoeding. De rechter in eerste aanleg heeft deze vordering toegewezen. Echter, niet Transporte Saet La Guarira C.A. is veroordeeld tot betaling, maar Transporte Saet S.A., die geen partij was in de procedure. In hoger beroep is het vonnis vernietigd. De appelrechter heeft overwogen dat uit de wet weliswaar volgt dat er ‘solidariteit’ bestaat tussen werkgevers die gezamenlijk een ‘groep’ vormen, maar dat Transporte Saet S.A. in haar recht op verdediging is geschaad doordat zij is veroordeeld tot betaling, terwijl zij geen partij was in de procedure.
due processwas geschonden door de veroordeling van Transporte Saet S.A., hoewel deze rechtspersoon geen partij was in de procedure. De Constitutionele Kamer stelt in zijn arrest voorop dat in eerdere rechtspraak is overwogen dat er situaties zijn waarin wordt geprobeerd door middel van oprichting van diverse rechtspersonen te bemoeilijken dat een eiser die een vordering jegens een van deze rechtspersonen heeft, deze vordering daadwerkelijk op deze rechtspersoon kan verhalen. De Constitutionele Kamer memoreert dat het Venezolaanse recht diverse wettelijke bepalingen kent die dergelijk misbruik van rechtspersoonlijkheid beogen te voorkomen.
Transporte Saetniet rechtstreeks relevant voor de onderhavige zaak. De Constitutionele Kamer bespreekt uitvoerig dat als hoofdregel geldt dat het bestaan van een ‘economische groep’ moet worden bewezen door de partij die een vonnis tegen de economische groep wil verkrijgen. Verder komt aan de orde in hoeverre het noodzakelijk is alle leden van de groep te dagvaarden. Naar het oordeel van de Constitutionele Kamer is het in beginsel niet noodzakelijk dat alle leden van de groep in rechte worden betrokken. Als een niet-gedagvaarde rechtspersoon wordt veroordeeld op de grond dat deze tot de groep zou behoren, staan er onder het Venezolaanse recht voldoende rechtsmiddelen tot haar beschikking om deze veroordeling ongedaan te maken wanneer deze rechtspersoon van mening is dat zij ten onrechte als onderdeel van de groep is aangemerkt, aldus de Constitutionele Kamer. Dit alles leidt uiteindelijk tot het oordeel van de Constitutionele Kamer dat de appelrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het in strijd met het constitutionele beginsel van
due processis dat Transporte Saet S.A. is veroordeeld tot betaling terwijl zij geen procespartij is.
Transporte Saet. Volgens OIEG is Venezuela de ‘controlling entity’ van de groep van PDVSA c.s. Dit volgt uit art. 303 van de Grondwet waarin is vermeld dat vanwege economische, politieke en nationaal-strategische redenen van soevereiniteit, de staat alle aandelen zal houden in PDVSA. Verder betoogt OIEG dat uit art. 8 van de
Organic Law for Hydrocarbonsvolgt dat het ministerie van energie het bevoegde orgaan is voor alle zaken die verband houden met ‘the administration of hydrocarbons’ en dus tevens bevoegd is alle werkzaamheden en activiteiten op dat terrein te controleren. Uit de wet volgt ook dat de overheid zich direct of indirect, door middel van een staatsbedrijf, bezighoudt met ‘the exploitation of hydrocarbons”, aldus nog steeds OIEG.
Transporte Saet) de Venezolaanse wet kan bepalen dat sprake is van een ‘groep’ waarbij de groepsleden onderling aansprakelijk zijn voor elkaars schulden. OIEG heeft weliswaar onderbouwd dat uit de Grondwet en de
Organic Law for Hydrocarbonsvolgt dat Venezuela alle aandelen houdt in PDVSA en zeggenschap heeft over de bedrijfsactiviteiten van de groep, maar niet dat het de bedoeling van de Venezolaanse wetgever was dat Venezuela (zonder meer) aansprakelijk is voor de schulden van PDVSA en haar dochtervennootschappen, ofwel omgekeerd: dat PDVSA en haar dochtervennootschappen op grond van de wet aansprakelijk zijn voor de schulden van Venezuela. Met andere woorden: het is niet gebleken dat uit de
Organic Law for Hydrocarbons(of aanverwante wet- en regelgeving) volgt dat de Venezolaanse vennootschappen aansprakelijk zijn voor schulden van Venezuela.
Transporte Saet. Om deze reden is er aanleiding voor vereenzelviging van de Venezolaanse vennootschappen met Venezuela, aldus OIEG. Het hof verwerpt dit betoog.
Transporte Saetvolgt dat de voornaamste reden voor vereenzelviging is de bestrijding van misbruik van rechtspersoonlijkheid. Uit hetgeen hiervoor onder 4.12.2 en 4.12.3 is vermeld volgt dat de Constitutionele Kamer groot belang eraan hecht dat wordt voorkomen dat – kort gezegd – een rechtspersoon aansprakelijkheid ontloopt door het oprichten van andere rechtspersonen waarin bepaalde activiteiten worden ondergebracht, en daarmee de aansprakelijk van de oprichter en deze rechtspersonen te ‘verdelen’(
“to dilute”), met als gevolg dat het voor een schuldeiser moeilijk wordt gemaakt zijn vordering voldaan te krijgen. Uit
Transporte Saetvolgt dat dit risico van misbruik van rechtspersoonlijkheid voor de Venezolaanse wetgever de reden is geweest om in een aantal wetten te bepalen dat er – onder bepaalde omstandigheden – vereenzelvigd kan worden. Het lijkt ook de belangrijkste reden te zijn geweest waarom de Constitutionele Kamer de mogelijkheid voor vereenzelviging heeft uitgebreid tot andere – niet wettelijk geregelde – groepen rechtspersonen.
Transporte Saethet oogmerk had de mogelijkheid te openen dat privaatrechtelijke rechtspersonen aansprakelijk zijn voor schulden van Venezuela op de grond dat – kort gezegd – Venezuela als enig aandeelhouder van de moedermaatschappij een (doorslaggevende) zeggenschap heeft over de privaatrechtelijke rechtspersonen en de Venezolaanse vennootschappen economisch, organisatorisch en politiek verregaand verweven zijn met Venezuela. Integendeel, hoewel de uitspraak hier en daar de term ‘rechtspersoon’ (
persona juridica) noemt – wat zowel op privaatrechtelijke als publiekrechtelijke rechtspersonen kan slaan – volgt uit de bewoordingen van
Transporte Saetveeleer dat de Constitutionele Kamer het oog heeft op ondernemingen en privaatrechtelijke rechtspersonen die als een groep aan het economische verkeer deelnemen met als gevolg dat er een risico bestaat op misbruik van rechtspersoonlijkheid. In dat verband is van belang dat OIEG te kennen heeft gegeven dat haar geen Venezolaanse vonnissen of arresten bekend zijn waar vereenzelviging op de wijze die OIEG hier bepleit, is aangenomen.
Transporte Saetvereenzelvigd kan worden, terwijl hij in zijn tweede opinie op basis van een enkele vertaalfout in de Engelstalige versie van
Transporte Saetverdedigt dat ook een publiekrechtelijke rechtspersoon, zoals de Venezolaanse staat, kan behoren tot een ‘economic group’ in de zin van
Transporte Saet.Het hof is van oordeel dat de tweede opinie van [betrokkene] op dat punt onvoldoende overtuigingskracht heeft, in die zin dat op grond van die opinie kan worden aangenomen dat uit
Transporte Saetvoortvloeit dat naar Venezolaans recht Venezuela in de gegeven omstandigheden vereenzelvigd moet worden met de Venezolaanse vennootschappen.
Transporte Saetomgekeerde vereenzelviging mogelijk maakt en of de ingestelde vordering verband moet houden met de gezamenlijke economische activiteiten van de te vereenzelvigen entiteiten.
5.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2022;
- veroordeelt OIEG in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van PDVSA c.s. bepaald op € 11.379,- aan griffierecht, € 12.118,- aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief VIII) en € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.