ECLI:NL:HR:2024:1298
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over forensenbelasting en tariefsverhoging in de gemeente Gulpen-Wittem
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de forensenbelasting die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Gulpen-Wittem. De belanghebbende, die zijn hoofdverblijf in een andere gemeente heeft, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 12 juli 2023 de aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 2020 had bevestigd. De aanslag was gebaseerd op een vast tarief van € 280 en een variabel tarief van 0,56 procent van de WOZ-waarde van de woning, wat een aanzienlijke verhoging betekende ten opzichte van het voorgaande jaar.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de argumenten van de belanghebbende overwogen, waaronder de stelling dat de Verordening forensenbelasting Gulpen-Wittem 2020 onverbindend zou zijn en dat de verhoging van de forensenbelasting zou leiden tot een individuele buitensporige last. Het Hof had eerder geoordeeld dat de belanghebbende onvoldoende had onderbouwd dat de belastingdruk in zijn geval onredelijk was. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de middelen van de belanghebbende, die stelden dat de gemeentelijke wetgever de belangen van eigenaren van tweede woningen niet had meegewogen, slagen. Hierdoor kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof en de Rechtbank vernietigd en de aanslag in de forensenbelasting verminderd tot het tarief dat gold vóór de verhoging. Tevens is het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor gemeenten om bij het vaststellen van belastingtarieven rekening te houden met de belangen van eigenaren van tweede woningen.