Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
24 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de overname van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf die in Moldavië is opgelegd aan een Nederlander. De veroordeelde, geboren in 1991, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden wegens ontucht, grooming en het verwerven en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank Rotterdam had op 5 februari 2024 een verzoek van de Republiek Moldavië tot overname van de tenuitvoerlegging van deze straf behandeld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de veroordeelde op 24 september 2024 beoordeeld. De advocaat R.A. Kaarls heeft namens de veroordeelde cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.