ECLI:NL:HR:2024:1069
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht door Stichting [X]
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van Stichting [X], vertegenwoordigd door A. van Velsen, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 19 september 2023. De zaak betreft de betaling van griffierecht, waarbij de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 30 november 2023 heeft gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor betaling. Belanghebbende heeft echter het griffierecht niet binnen deze termijn voldaan, wat leidde tot een aanmaning op 30 december 2023. Op 26 januari 2024 heeft belanghebbende betalingsonmacht ingeroepen, maar de griffier heeft op 12 april 2024 geconcludeerd dat de overgelegde gegevens niet voldoende waren om betalingsonmacht aan te tonen.
De griffier heeft belanghebbende meerdere keren in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zij niet in staat was het griffierecht te betalen, maar de informatie die werd verstrekt, gaf geen toereikend inzicht in de financiële situatie van belanghebbende of haar bestuurder. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde argumenten en documenten niet voldoende waren om te concluderen dat het betalen van het griffierecht onmogelijk of uiterst moeilijk zou zijn. Daarom werd het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan griffierechten en de noodzaak voor belanghebbenden om voldoende bewijs te leveren van hun financiële situatie wanneer zij betalingsonmacht inroepen.