ECLI:NL:HR:2023:996

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
22/03937
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Delft. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die aan belanghebbende was opgelegd. De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 september 2022, nr. BK-22/00033, was het onderwerp van het hoger beroep van belanghebbende, dat voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/2484). De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03937
Datum30 juni 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach,
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DELFT,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 september 2022, nr. BK-22/00033, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/2484) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.