ECLI:NL:HR:2023:994
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 juli 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. De aanleiding voor het cassatieberoep was de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, alsook de daarbij opgelegde boetebeschikking. De Rechtbank Noord-Holland had eerder in deze kwestie geoordeeld, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.