ECLI:NL:HR:2023:899
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2022. Het Gerechtshof had in deze uitspraak de nummers BK-ARN 21/00821 tot en met 21/00828 behandeld. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van het Hof had op 20 juli 2022 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden. Het beroepschrift in cassatie is echter pas op 10 november 2022 bij de Hoge Raad ontvangen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is ingediend. Deze termijn eindigde op 31 augustus 2022.
De Hoge Raad heeft belanghebbende de gelegenheid gegeven om aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, of om een verklaring te geven voor de overschrijding van de termijn. In de brief van belanghebbende van 6 december 2022 is echter niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift tijdig is verzonden. De Hoge Raad concludeert dat belanghebbende niet in verzuim is geweest en dat het beroep in cassatie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.