In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over belastingaanslagen en de aftrekbaarheid van scholingsuitgaven van belanghebbende, een ingenieur in informatietechniek. Belanghebbende had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen over de jaren 2010 en 2012, evenals reguliere aanslagen voor de jaren 2013 tot en met 2018. De Inspecteur had de bezwaren van belanghebbende tegen deze aanslagen niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende stelde dat de kosten voor zijn studie en onderzoek, gericht op cybercrime, als scholingsuitgaven in aftrek moesten worden gebracht. De Rechtbank had eerder de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij het Hof.
Tijdens de zitting op 21 juni 2022 zijn de zaken van belanghebbende gezamenlijk behandeld met die van zijn echtgenote. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zijn studie onder toezicht of begeleiding van een derde plaatsvond, wat noodzakelijk is voor de aftrekbaarheid van scholingsuitgaven. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank dat de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk waren, en oordeelde dat de kosten voor de jaren 2010, 2012, 2013, 2014, 2016 en 2017 niet in aanmerking kwamen voor aftrek. Ook de stelling van belanghebbende dat er voor het jaar 2018 sprake was van een negatief resultaat uit overige werkzaamheden werd verworpen, omdat hij geen bron van inkomen kon aantonen. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraken van de Rechtbank.