ECLI:NL:HR:2023:890

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
21/03147
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake belastingrente en terugvordering van bijdragen uit het BTW-compensatiefonds na vernietiging van naheffingsaanslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de Gemeente [X2] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de terugvordering van bijdragen uit het BTW-compensatiefonds na de vernietiging van naheffingsaanslagen in de omzetbelasting. De Gemeente, vertegenwoordigd door R. Brouwer, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 juni 2021, waarin de rechtbank Den Haag betrokken was. De Hoge Raad heeft de middelen van de Gemeente ongegrond verklaard, verwijzend naar een eerder arrest in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR:2023:815). De Advocaat-Generaal P.J. Wattel had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de relevante documenten zijn aan het arrest gehecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/03147
Datum9 juni 2023
ARREST
in de zaak van
GEMEENTE [X2] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 juni 2021, nrs. BK-20/00751 tot en met BK-20/00753, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 19/3489, SGR 19/3491 en SGR 19/3492) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Brouwer, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 29 juni 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1]
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 21/03144, ECLI:NL:HR:2023:815.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, M.W.C. Feteris, M.A. Fierstra en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.

Voetnoten

1.ECLI:NL:PHR:2022:638, met gemeenschappelijke bijlage ECLI:NL:PHR:2022:699.