ECLI:NL:HR:2023:859

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
21/03574
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepkwekerij en de rol van de advocaat-generaal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, ten behoeve van een hennepkwekerij, zoals omschreven in artikel 311.1.5 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat een derde verantwoordelijk was voor de diefstal en heeft verschillende cassatiemiddelen voorgesteld, die zijn ingediend door zijn advocaten I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Een belangrijk punt van discussie was de onvolkomenheid bij de beëdiging van de advocaat-generaal die betrokken was bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. De Hoge Raad heeft echter, verwijzend naar een eerder arrest, geoordeeld dat dit geen verdere bespreking behoeft.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat het nodig was om de redenen voor deze beslissing verder te motiveren, aangezien de klachten niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, en de waarnemend griffier H.J.S. Kea aanwezig was.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03574
Datum27 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 augustus 2021, nummer 20-002571-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten, beiden advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadslieden hebben - na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 Sv bedoelde termijn - bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van de advocaatgeneraal die bij de behandeling van de zaak in hoger beroep betrokken is geweest, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2023.