Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
27 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, ten behoeve van een hennepkwekerij, zoals omschreven in artikel 311.1.5 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat een derde verantwoordelijk was voor de diefstal en heeft verschillende cassatiemiddelen voorgesteld, die zijn ingediend door zijn advocaten I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Een belangrijk punt van discussie was de onvolkomenheid bij de beëdiging van de advocaat-generaal die betrokken was bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. De Hoge Raad heeft echter, verwijzend naar een eerder arrest, geoordeeld dat dit geen verdere bespreking behoeft.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat het nodig was om de redenen voor deze beslissing verder te motiveren, aangezien de klachten niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, en de waarnemend griffier H.J.S. Kea aanwezig was.