12.56uur, verbalisant L109
Ik zag dat de [kenteken] werd geparkeerd op de [adres 2] . Ik zag dat [betrokkene 1] als passagier uitstapte met een metalen gereedschapskoffer. Ik zag dat de bestuurder een NN man was. De NN man zal verder in dit proces-verbaal NN1 worden genoemd. Ik zag dat [betrokkene 1] en NN1 bij pand [adres 2] aanbelden en naar binnen gingen.
4.
Een ander geschrift, te weten een rapportage bevindingen netmeting van Enexis d.d. 23 juni 2015 (p. 23-25), voor zover inhoudende als bevindingen van Enexis -inspecteur [inspecteur 1] :
(pagina 23)
Op verzoek van de politie is er een netmeting verricht op de hoofdkabel 1672 van [adres 2] .
- Op deze hoofdkabel 1672 zijn aangesloten de huisnummers 161 tot en met huisnummer 219 van de [adres 2] .
- Op deze netmeting is duidelijk een inschakelmoment en uitschakelmoment te zien.
- Het tijdstip van inschakelen is 19.20 uur en het tijdstip van uitschakelen is 7.11 uur. (Zie rode lijn).
- Deze steeds weer terugkerende tijdstippen zouden kunnen duiden op de in- en uitschakeling van tijdschakelaren, die dikwijls worden gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht en voeding te voorzien.
(pagina 24)
Begindatum: 10 juni 2015
Einddatum: 23 juni 2015
5.
Een ander geschrift, te weten een rapportage bevindingen netmeting van Enexis d.d. 17 juli 2015 (p. 26-28), voor zover inhoudende als bevindingen van Enexis -inspecteur [inspecteur 1] :
(pagina 26)
Op verzoek van de politie is er een netmeting verricht op de hoofdkabel 1672 van [adres 2] .
- Op deze hoofdkabel 1672 zijn aangesloten de huisnummers 161 tot en met huisnummer 219 van de [adres 2] .
- Op deze netmeting is duidelijk een inschakelmoment en uitschakelmoment te zien.
- Het tijdstip van inschakelen is 19.20 uur en het tijdstip van uitschakelen is 7.11 uur. (Zie rode lijn).
- Deze steeds weer terugkerende tijdstippen zouden kunnen duiden op de in- en uitschakeling van tijdschakelaren, die dikwijls worden gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht en voeding te voorzien.
(pagina 27)
Begindatum: 27 juni 2015
Einddatum: 17 juli 2015
6.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 augustus 2015 (p. 33-37) met daarin gerelateerde foto’s (p. 56-66), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pagina 33)
Aanleiding onderzoek
Op woensdag 22 juli 2015 omstreeks 08.30 uur stelden wij een onderzoek in op het adres [adres 2] , binnen de gemeente Sittard-Geleen, vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op het genoemde adres staan als volwassenen volgens de GBA ingeschreven:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboortedatum : [geboortedag 1] 1987
Geboorteplaats : [geboorteplaats 1]
Geboorteland : [geboorteplaats 1]
Nationaliteit : Nederlandse
BSN : [BSN 1]
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboortedatum : [geboortedag 2] 1990
Geboorteplaats : [geboorteplaats 1]
Geboorteland : [geboorteplaats 1]
Nationaliteit : Duitse
BSN : [BSN 2]
(pagina 33-34)
Binnentreden woning
In voornoemde woning werd op woensdag 22 juli 2015, omstreeks 09.00 uur, binnengetreden.
(pagina 34)
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. Het pand betreft een benedenwoning.
Kweekruimte
Na het binnentreden zagen wij het volgende:
In een kamer, aan de achterzijde van de woning, bevond zich een hennepkwekerij zonder hennepplanten (foto's 5 t/m 20, 25 t/m 33, 35 t/m 38 en 40). Kennelijk waren de hennepplanten reeds geoogst. Na telling zag ik, [verbalisant 2] , dat er 157 plantenbakken stonden die gevuld waren met potgrond (foto 35). Ook zag ik dat er nog 11 plantenbakken aanwezig waren die niet gevuld waren. In totaal stonden er 168 plantenbakken. Per m2 stonden er 25 plantenbakken. In totaal hingen in de kweekruimte 9 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich 1 koolstoffilter. (foto's 14 en 32). De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. De temperatuur in de kweekruimte bedroeg 24,0 graden Celsius.
In de kweekruimte zagen wij resten van hennepblaadjes liggen (zie pijlen op de foto's 11, 17, 38 en 40). Er was diefstal van stroom. Er was namelijk een illegale aansluiting gemaakt op de onderzijde van de zekeringhouders (foto’s 34 en 39).
Vaststelling hennep
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het resten van hennepplanten waren. Ik, [verbalisant 2] , stelde een monster van de aangetroffen resten van hennepblaadjes veilig. Dit monster testte ik met gebruikmaking van de MMC Cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
(pagina 35)
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [inspecteur 2] , fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder Enexis B.V. , in aanwezigheid van mij, [verbalisant 3] . Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat het deksel van de aansluitkast is open geweest. Er was een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders (foto's 21, 22, 24, 34 en 39).
Als verdachten zijn aangemerkt:
Verdachte 1 : [verdachte]
Reden verdenking : Hij staat op het adres [adres 2] ingeschreven, werd in het pand aangetroffen en woont daar.
Verdachte 2 : [medeverdachte]
Reden verdenking : Zij staat op het adres [adres 2]
ingeschreven, werd in het pand aangetroffen, woont daar en heeft met Enexis B.V. een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar genoemd adres.
7.
Een ander geschrift, te weten de aangifte van Enexis B.V. d.d. 28 juli 2015 (p. 67-94), voor zover inhoudende:
(pagina 68)
Pleegplaats : Sittard
Adres : [adres 2]
Postcode : [adres 2]
Enexis B.V. heeft met een persoon/bedrijf genaamd [medeverdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 2] van korps Eenheid Limburg is op 22 juli 2015 door fraude-inspecteur [inspecteur 2] van Enexis B.V. , een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel.
Als in deze aangifte wordt gesproken over hennepplantage en/of hennepplanten, hennepstekjes, hennepstekkerij en/of hennepresten, kan ik mededelen dat voornoemde fraude-inspecteur en politieambtenaar hebben verklaard dat zij dit herkenden aan de hen bekende kleur en vormgeving en dat zij daarbij de hen bekende, typische, geur van hennep roken.
Bij dit onderzoek is het volgende geconstateerd:
De fraude-inspecteur constateerde op 22 juli 2015 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: Het deksel, van de aansluitkast, is ongeoorloofd open geweest. Hiervoor heeft Enexis geen toestemming verleend.
(pagina 69)
Illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hiervoor genoemde fraudespecialist en de eerder genoemde politieambtenaar hebben aan de hand van indicatoren vastgesteld dat er sprake is geweest van eerdere kweken. Uit het door Enexis B.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel. Dit betekent dat er in deze periode vermoedelijk sprake is van tenminste 1 eerdere kwe(e)k(en). Niemand had het recht of de toestemming van Enexis B.V. om het zegel te verbreken of een wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Enexis B.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
(pagina 81)
In bijgevoegd dossier is sprake van één of meer eerdere kweken. Deze eerdere kweken zijn gebaseerd op de indicatoren welke genoemd worden in het document “indicatoren hennepkwekerij”.
(pagina 94)
Indicatoren gebruik hennepplantage
Adres : [adres 2]
Bezochte ruimte : Slaapkamer achter klein
Stof op kappen van armatuur van de assimilatielampen : Ja
Droog materiaal, hennep op de grond : Ja
8.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 4 augustus 2015 (p. 119-125) met daarin gerelateerde foto’s (p. 56-66), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pagina 119-120)
Ontnemingsperiode
Van 29 april 2015 tot 22 juli 2015. Deze periode beslaat 12 weken. In de hennepkwekerij werden onder andere twee slakkenhuisventilatoren aangetroffen. Hierop stonden de productiedata 11/15 (foto 43) en 16/15 (Hiervan is geen foto gemaakt). Dit zijn de weken 11 en 16 in 2015. Week 16 is de periode van 13 april 2015 t/m 19 april 2015.
(pagina 120)
Aantal kweekruimtes : 1
Vaststelling opbrengst per oogst in de kweekruimte
Aangetroffen planten/potten:
In de kweekruimte stonden minimaal 168 potten. 157 potten waren gevuld met potgrond. 11 potten waren nog leeg. Ik stelde dit vast door de potten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 6,8 m2. Per m2 stonden er 25 hennepplanten en/of potten.
(pagina 121)
Hennepresten
Verdroogde resten van hennepplanten waren aangetroffen op de vloer achter de toegangsdeur van de ruimte waarin de hennepkwekerij zich bevond en achter de houten lat die gebruikt werd als opstaande rand waarover het grondzeil (folie) lag (zie pijlen op foto’s 11, 17, 38 en 40).
Stof op voorwerpen
Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen.
In de kweekruimte stond een bezem. Kennelijk was hiermee het vervuilde grondzeil (folie) schoongeveegd (foto’s 7 en 8).
Op het grondzeil (folie) waren de afdrukken/indrukken zichtbaar van potten die daar gestaan hadden, terwijl op de opstaande randen van het zeil (folie) geen afdrukken/indrukken van potten zichtbaar waren. Kennelijk hebben daar eerder gevulde potten op het grondzeil (folie) gestaan.
9.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 4 augustus 2021, voor zover inhoudende:
Op vragen van de voorzitter, verklaart de verdachte het volgende:
Het klopt dat er op 22 juli 2015 een hennepkwekerij in mijn woning aan de [adres 2] stond. Ik heb die gebouwd.
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte geen hennepplanten heeft geteeld maar zich uitsluitend bezig heeft gehouden met de opbouw van de hennepkwekerij. Dit blijkt ook uit de bevindingen van het observatieteam en de inhoud van de tapgesprekken. De positieve netmetingen die door Enexis zijn verricht, evenals de indicatoren ter plaatse, zijn niet redengevend voor de gevolgtrekking dat sprake is geweest van hennepteelt. Voorts zijn er geen belastende getuigenverklaringen die duiden op de diefstal van stroom. Ook in dat verband zijn de door Enexis verrichte netmetingen niet redengevend, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of in een als hennepkwekerij ingerichte ruimte in de woning van de verdachte aan de [adres 2] al dan niet hennepplanten zijn geteeld.
Op grond van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast. Door de politie is onderzoek gedaan naar een facilitator van hennepkwekerijen, te weten [betrokkene 1] . In het kader van dat onderzoek werd onder andere gebruikgemaakt van een telefoontap. Er zijn verschillende telefonische contacten opgemerkt tussen het telefoonnummer van [betrokkene 1] en het telefoonnummer van een onbekende persoon. Naar aanleiding van de inhoud van die contacten is [betrokkene 1] geobserveerd door een observatieteam. Het observatieteam ziet hem binnengaan bij het pand aan de [adres 2] . Dit is het pand waar – onder meer – de verdachte stond ingeschreven en woonachtig was. Naar aanleiding van dit een en ander rees het vermoeden dat in dat pand een hennepplantage aanwezig was. In dat verband zijn ook netmetingen uitgevoerd door Enexis B.V. , die dat vermoeden bevestigden. Uit die netmetingen bleek dat duidelijke in- en uitschakelomenten (van tijdschakelaren) aanwezig waren, wat kan duiden op het bestaan van een hennepkwekerij. Uiteindelijk werd op 22 juli 2015 aan de [adres 2] binnengetreden. Ter plaatse werd in een kamer aan de achterzijde van de woning een hennepkwekerij aangetroffen zonder hennepplanten. Er stonden in totaal 168 plantenbakken. De hennepplanten waren kennelijk geoogst, nu er ook hennepresten zijn aangetroffen. Ook werd door een fraude-inspecteur van Enexis B.V. geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Er was een illegale aansluiting gemaakt op de onderzijde van de zekeringhouders.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat de door Enexis verrichte netmetingen en de indicatoren ter plaatse, te weten de aanwezigheid van hennepresten en het stof op de assimilatielampen, ieder
op zichzelf beschouwdniet voldoende redengevend zijn voor het oordeel dat sprake is geweest van hennepteelt.
Het hof leidt echter niet – zoals de verdediging dat wel doet – uit de tapgesprekken af dat het afsluiten en vervolgens weer aansluiten van de stroom door [betrokkene 1] slechts diende voor het testen van de stroomvoorziening en dat dát in het kader van de opbouw van een hennepkwekerij gebeurde. Uit de SMS-berichten en het telefoongesprek van 8 juni 2016 blijkt een duidelijke volgorde. De stroom diende eerst te worden afgesloten om deze vervolgens weer te aan te sluiten. Daaruit volgt, naar het oordeel van het hof, dat de stroom op het moment dat [betrokkene 1] binnentrad in het pand aan de [adres 2] , aangesloten was, hetgeen duidt op de aanwezigheid van een hennepkwekerij die op dat moment ‘in bedrijf’ was. Het tijdelijk afsluiten van de stroom sluit naadloos aan op het voorkomen dat tijdens een controle (die blijkens voornoemd telefoongesprek om 14.00 uur zou plaatsvinden) die hennepkwekerij zou worden ontdekt. Vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien met de overige gebezigde bewijsmiddelen, leidt tot de conclusie dat in de woning van de verdachte op 8 juni 2015 een in werking zijnde hennepplantage aanwezig was en dat de verdachte voorafgaand en na die datum hennepplanten heeft geteeld, zoals tenlastegelegd onder 1, en zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit gepaard gaande met verbreking, zoals onder 2 tenlastegelegd.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheden, inhoudende dat sprake was van het kopen van verf en verfrollers, dat niet alle plantenbakken gevuld waren en dat sprake was van een nieuw koolstoffilter en een nieuwe ventilator, kunnen – zoals de verdediging terecht stelt – duiden op het voorbereiden van hennepteelt. Echter, deze omstandigheden passen evengoed bij het onderhoud van een teeltlocatie dan wel het voorbereiden van een tweede kweekcyclus.
Het hof verwerpt het verweer.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige
Door de verdediging is het – voorwaardelijk – verzoek gedaan om [betrokkene 1] te horen als getuige, nu hij destijds ter plaatse is geweest en kan verklaren over de rol van de verdachte, aldus de verdediging.
Het hof acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht. Het hof acht het horen van [betrokkene 1] als getuige dan ook niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De verdachte heeft – zo begrijpt het hof – verzocht dat het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan hem zal opleggen. Daartoe is aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor hem zou betekenen dat hij zijn baan zou kwijtraken.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennepplanten. Hiermee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de illegale handel in hennep en aan het criminele circuit dat zich doorgaans rondom illegale hennepteelt ontvouwt. Daarnaast kan veelvuldig gebruik van softdrugs zoals hennep, schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Naast het feit dat de verdachte hiermee een inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van Enexis B.V. , gaat dergelijke diefstal van elektriciteit vaak gepaard met een verhoogd risico op brandgevaar. Dat verhoogde risico geldt bovendien niet alleen voor de woning waarin de hennepplanten geteeld worden, maar ook voor naastgelegen woningen of andere gebouwen, en voor de bewoners dan wel gebruikers daarvan. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 juni 2021, betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat hij bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg d.d. 7 februari 2014, eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten, te weten hennepteelt en diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is hieromtrent gebleken dat de verdachte sinds drie jaar een vast contract heeft bij VDL Nedcar. De verdachte kan goed rondkomen van zijn inkomen en heeft geen schulden. Voorts is hij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Voor de onderliggende aandoening krijgt hij medicatie. De verdachte werkt momenteel korte dagen om uiteindelijk weer fulltime aan het werk te kunnen.
Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De redelijke termijn in eerste aanleg is aangevangen op 22 juli 2015 met de aanhouding en het eerste verhoor van de verdachte. De politierechter heeft vonnis gewezen op 5 maart 2018. De behandeling in eerste aanleg is daarom niet afgerond met een einduitspraak binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn in eerste aanleg is derhalve overschreden met ongeveer 7,5 maanden.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 1 augustus 2018 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte. Het hof wijst heden, op 18 augustus 2021, arrest. De behandeling in hoger beroep is daarom eveneens niet afgerond met een einduitspraak binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn in hoger beroep is derhalve overschreden met ongeveer 12,5 maanden.
Het hof stelt op grond van het vorengaande vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis alsmede een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, passend en geboden zijn geweest. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof de verdachte echter veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis, alsmede een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Gelet op het feit dat het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt, alsmede gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde acht het hof oplegging van een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk. Gelet op de persoonlijke omstandigheden acht het hof het echter niet opportuun dat de verdachte gedurende langere tijd gedetineerd zal raken. Het hof zal dan ook, naast voornoemde taakstraf, een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof komt tot een aanzienlijke hogere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd, omdat in die vordering de ernst van het bewezenverklaarde, zeker tegen de achtergrond van een eerdere veroordeling van de verdachte voor soortgelijke feiten, volstrekt onvoldoende tot uitdrukking komt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.