Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag van de moeder over haar minderjarige kinderen te beëindigen. De rechtbank had dit verzoek toegewezen, maar de moeder ging in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2022 heeft de moeder een wrakingsverzoek ingediend tegen de drie raadsheren die de zaak behandelden. Dit verzoek werd afgewezen, maar leidde tot een schorsing van de behandeling. De mondelinge behandeling werd voortgezet op 21 juni 2022, waarbij een van de raadsheren was vervangen. De moeder stelde dat deze rechterswisseling in strijd was met het onmiddellijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had voldaan aan de verplichting om de partijen voorafgaand aan de uitspraak te informeren over de rechterswisseling en de redenen daarvoor. Dit leidde tot de conclusie dat de beschikking van het hof niet rechtsgeldig was, en de Hoge Raad vernietigde de beschikking en verwees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.