Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
26 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 22/01568. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat G.C. Nieuwland, heeft een verweerschrift ingediend. De zaak betreft een vordering in kort geding tot invrijheidsstelling van de eiser in afwachting van een beslissing van de officier van justitie over de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.