Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
,(eventuele) diensten van (brand)beveiliging alsmede gebruik van materialen (zoals ballen en attributen).
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen Stichting [X]. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan de stichting was opgelegd over de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 september 2012. De stichting had een clubgebouw laten bouwen op grond die eigendom was van de gemeente [R], en had dit clubgebouw ter beschikking gesteld aan een lokale voetbalvereniging en een organisatie voor buitenschoolse kinderopvang gericht op sport. De Inspecteur stelde dat de stichting de omzetbelasting die zij had afgetrokken, niet had mogen aftrekken, omdat de terbeschikkingstelling van het clubgebouw en de sportvelden aan de stichting en de voetbalvereniging moest worden aangemerkt als verhuur van onroerende zaken, die vrijgesteld is van omzetbelasting.
De Hoge Raad oordeelde dat de diensten die de stichting verrichtte meer omvatten dan passieve verhuur van onroerende zaken. Het Hof had terecht geoordeeld dat de stichting verantwoordelijk was voor het onderhoud, beheer en toezicht op de sportaccommodatie, en dat de prestaties van de stichting niet onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter b van de Wet op de omzetbelasting vielen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de stichting, vastgesteld op € 1.674 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.