2.2De rechtbank heeft het klaagschrift, dat strekt tot opheffing van het beslag op (het saldo van) een bankrekening, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
“Feiten en omstandigheden.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 24 juli 2020 is onder [betrokkene 1] beslag gelegd ex artikel 94 Sv op de ING rekening [rekeningnummer] op naam van [klaagster] waarop het saldo volgens klaagster € 48.800,- bedroeg. Op 24 augustus 2020 is tevens met daartoe verleende machtiging van de rechter-commissaris op de voet van artikel 94a Sv conservatoir beslag gelegd op voornoemde bankrekening en geldbedrag. Beide beslagen duren nog voort.
[betrokkene 1] is één van de drie vennoten van [klaagster]. [betrokkene 1] is verdachte in een strafrechtelijk onderzoek dat nog loopt. Hij zou zich hebben beziggehouden met grootschalige criminele handel in cryptotelefoons. Hij wordt verdacht van gewoontewitwassen van grote geldbedragen over meerdere jaren (artikelen 420bis/420ter Wetboek van Strafrecht). In dit onderzoek is het vermoeden gerezen dat [klaagster] betrokken is bij deze verdenking. Het adres van [klaagster] diende als afleveradres van mobiele cryptotelefoons. Er zijn abonnementen afgesloten op naam van [klaagster] en betaald via de rekening van [klaagster]. Op de rekeningen van [klaagster] vinden contante stortingen en transacties plaats waarvan de herkomst nog niet is vastgesteld. Verder vinden bij- en afschrijvingen plaats die volgens het onderzoeksteam erg hoog lijken voor een onderneming als [klaagster]. [betrokkene 1] heeft zich in de verhoren op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer met betrekking tot een klaagschrift als de onderhavige een summier karakter draagt en dat mitsdien niet wordt gevergd ten gronde te treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure (HR 28 september 2010, LJN:BL2823).
Toetsingskader artikel 94 Sv.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan de klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het geld dat op de bankrekening staat zal verbeurd verklaren.
Toetsingskader artikel 94a Sv.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de klager gericht tegen een beslag op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter eerst te onderzoeken, of er ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Als er geen sprake is van een dergelijke verdenking moet teruggave worden gelast.
Als er wel sprake is van een dergelijke verdenking moet de rechter onderzoeken of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een geldboete, dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
[betrokkene 1], één van de vennoten van [klaagster], wordt verdacht van gewoontewitwassen, waarbij het vermoeden bestaat dat de beslagen bankrekening daarbij is betrokken. [betrokkene 1] is als vennoot van [klaagster] (mede)eigenaar van het geld dat op die bankrekening staat. Gewoontewitwassen is een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend aan [betrokkene 1] een geldboete dan wel de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk voordeel zal opleggen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich ook om deze reden verzet tegen opheffing van het beslag.”