ECLI:NL:HR:2023:710

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
22/02808
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, tegen de uitspraak van de Rechtbank van 17 juni 2022. De Rechtbank had het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 23 november 2021 gegrond verklaard, maar tegelijkertijd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Algemene wet bestuursrecht, een beroep in cassatie alleen openstaat indien het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Aangezien het verzet gegrond was verklaard, was er geen mogelijkheid voor cassatie. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en het beroepschrift doorgezonden naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02808
Datum12 mei 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 17 juni 2022, nr. UTR 21/3617-V [1] , op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 23 november 2021.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak van 17 juni 2022 het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van 23 november 2021 gegrond verklaard en tevens – met toepassing van artikel 8:55, lid 10, Awb – het door belanghebbende ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, en beslist over de kosten die belanghebbende in verband met het gedane verzet heeft gemaakt.
1.2
Op grond van artikel 78, lid 4, Wet op de rechterlijke organisatie in samenhang gelezen met artikel 28, lid 2, AWR staat tegen de uitspraak van de rechtbank op verzet in een belastingzaak alleen beroep in cassatie open indien het verzet a) niet-ontvankelijk is verklaard, of b) ongegrond is verklaard. Geen beroep in cassatie staat open tegen een uitspraak van de rechtbank waarbij het verzet gegrond is verklaard, ook niet als in die uitspraak tevens is beslist over de kosten die in verband met de behandeling van het verzet zijn gemaakt. Evenmin staat beroep in cassatie open tegen een uitspraak van de rechtbank in een belastingzaak waarbij het verzet gegrond is verklaard en tevens met toepassing van artikel 8:55, lid 10, Awb uitspraak op het beroep is gedaan. Tegen een zodanige uitspraak staat uitsluitend het rechtsmiddel van hoger beroep open.
1.3
Gelet op hetgeen hiervoor in 1.2 is overwogen, moet het beroep in cassatie nietontvankelijk worden verklaard. Voor zover de klachten moeten worden geacht mede te zijn gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank waarbij het beroep met toepassing van artikel 8:55, lid 10, Awb niet-ontvankelijk is verklaard, moet het beroepschrift worden doorgezonden naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, en
- gelast de griffier van de Hoge Raad het beroepschrift tezamen met de stukken van het geding ter behandeling door te zenden aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.