ECLI:NL:HR:2023:678
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over aanmaningskosten en dwangbevelkosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen het dagelijks bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 1 maart 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over de aan belanghebbende in rekening gebrachte aanmaningskosten en dwangbevelkosten.
Belanghebbende heeft zijn cassatieberoep ingesteld na de uitspraak van het Hof, waarbij het dagelijks bestuur van het Waterschap, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 21 april 2023.