ECLI:NL:HR:2023:672
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door J. Berns, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De kwestie draait om navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2003 tot en met 2014, alsook de aanslag voor het jaar 2015. Daarnaast zijn er boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente aan de orde.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.