ECLI:NL:HR:2023:597

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
22/03136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 juli 2022, met nummer BK-21/00837. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat het beroepschrift niet de benodigde gronden bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 30 augustus 2022 in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen. Vervolgens heeft de griffier op 17 oktober 2022 een nadere termijn gesteld, die eindigde op 28 oktober 2022. Ondanks een reactie van belanghebbende op 28 oktober 2022, is het verzuim niet hersteld.

Op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03136
Datum14 april 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 juli 2022, nr. BK-21/00837 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat niet de gronden van het beroep.
Bij brief van 30 augustus 2022 heeft de griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Bij brief van 17 oktober 2022 heeft de griffier aan belanghebbende voor herstel van het verzuim een nadere termijn verleend, die eindigde op 28 oktober 2022. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief van 28 oktober 2022, maar zonder het verzuim te herstellen.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.