ECLI:NL:HR:2023:597
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 juli 2022, met nummer BK-21/00837. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat het beroepschrift niet de benodigde gronden bevatte.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 30 augustus 2022 in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen. Vervolgens heeft de griffier op 17 oktober 2022 een nadere termijn gesteld, die eindigde op 28 oktober 2022. Ondanks een reactie van belanghebbende op 28 oktober 2022, is het verzuim niet hersteld.
Op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.