ECLI:NL:HR:2023:592
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 juli 2022. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 30 september 2022 heeft gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief door de belanghebbende is afgehaald, is het griffierecht niet voldaan.
Op 31 oktober 2022 heeft de griffier de belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald. Ook deze brief is afgehaald, maar de belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 14 april 2023.