ECLI:NL:HR:2023:570

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
21/03541
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een beroep in cassatie van [X] B.V., vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van de rechtbank van 16 juli 2021. De rechtbank had het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 14 mei 2020 gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Algemene wet bestuursrecht, een beroep in cassatie niet openstaat tegen een uitspraak waarbij het verzet gegrond is verklaard. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/03541
Datum14 april 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven,
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 16 juli 2021, nr. BRE 19/3987 [1] , zoals hersteld bij uitspraak van 23 juli 2021, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 14 mei 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak van 16 juli 2021 het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van 14 mei 2020 gegrond verklaard en tevens – met toepassing van artikel 8:55, lid 10, Awb – het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de Inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen en beslist over de vergoeding van het griffierecht en van de kosten die belanghebbende in verband met het gedane verzet en het ingestelde beroep heeft gemaakt.
1.2
Op grond van artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie in samenhang gelezen met artikel 28, lid 2, AWR staat tegen de uitspraak van de rechtbank op verzet in een belastingzaak alleen beroep in cassatie open indien het verzet a) niet-ontvankelijk is verklaard, of b) ongegrond is verklaard. Geen beroep in cassatie staat open tegen een uitspraak van de rechtbank waarbij het verzet gegrond is verklaard, ook niet als in die uitspraak tevens is beslist over de kosten die in verband met de behandeling van het verzet zijn gemaakt. [2] Evenmin staat beroep in cassatie open tegen een uitspraak van de rechtbank in een belastingzaak waarbij het verzet gegrond is verklaard en tevens met toepassing van artikel 8:55, lid 10, Awb uitspraak op het beroep is gedaan. Tegen een zodanige uitspraak staat uitsluitend het rechtsmiddel van hoger beroep open.
1.3
Gelet op hetgeen hiervoor in 1.2 is overwogen, moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.

Voetnoten

2.Zie HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:363, rechtsoverwegingen 2.2 en 2.3.3.