ECLI:NL:HR:2023:56
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door V.W.J.H. Kobossen, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 augustus 2022. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet digitaal was ingediend, zoals vereist voor beroepsmatig optredende rechtsbijstandverleners volgens artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019. De indiener had een verzoek van de griffier om het beroepschrift binnen zes weken digitaal in te dienen, genegeerd. De Hoge Raad oordeelde dat de indiener niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een cassatieberoep, waardoor de ontvankelijkheid in het geding kwam. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was. Dit arrest benadrukt het belang van digitale indiening in cassatieprocedures en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.