ECLI:NL:GHARL:2022:7509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
21/00888
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens defecte parkeerautomaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de gemeente Arnhem is opgelegd. De naheffingsaanslag van € 63,90 bestond uit € 2,90 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 61,00 aan kosten van naheffing. Belanghebbende had zijn auto geparkeerd aan de Eusebiusbinnensingel te Arnhem op 9 september 2020, maar had geen parkeerbelasting voldaan omdat de dichtstbijzijnde parkeerautomaat defect was. De heffingsambtenaar handhaafde de naheffingsaanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar kende belanghebbende wel een vergoeding van het griffierecht toe.

In hoger beroep stelde belanghebbende dat de heffingsambtenaar de hoorplicht had geschonden door hem niet uit te nodigen voor een hoorgesprek. Het Hof oordeelde echter dat de heffingsambtenaar niet in gebreke was gebleven, omdat de hoorplicht volgens de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing was op de heffing van parkeerbelasting. Het Hof benadrukte dat het initiatief voor het horen bij belanghebbende ligt en dat hij niet om een hoorgesprek had verzocht.

Daarnaast oordeelde het Hof dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Belanghebbende had de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de parkeerbelasting werd voldaan, ook al waren de parkeerautomaten defect. Het Hof concludeerde dat de omstandigheden die belanghebbende aanvoerde, zoals het ontbreken van een telefoon en tijdsdruk, voor zijn rekening kwamen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer(s) BK-ARN 21/00888
uitspraakdatum: 30 augustus 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats1](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 juni 2021, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelastingen (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd van in totaal € 63,90, bestaande uit de verschuldigde parkeerbelasting € 2,90 en de kosten van de naheffing van € 61,00.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de heffingsambtenaar opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan belanghebbende te vergoeden.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. V.W.J.H. Kobossen, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van een personenauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken] (hierna: de auto) en heeft deze auto op woensdag 9 september 2020 omstreeks 15:45 uur geparkeerd aan de Eusebiusbinnensingel te Arnhem.
2.2.
Op grond van de Verordening parkeren en parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Arnhem (hierna: de Verordening) in samenhang met het Uitwerkingsbesluit Parkeren 2020 (hierna: het Uitwerkingsbesluit) van de gemeente Arnhem, is de Eusebiusbinnensingel aangemerkt als locatie waar parkeerbelasting wordt geheven. De parkeerbelasting kan in ieder geval worden voldaan door een pinbetaling bij de parkeerautomaat dan wel door registratie van de parkeerbeweging bij een daarvoor bestemde (telefonische) applicatie.
2.3.
Tijdens een controle op 9 september 2020 om 16.18 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Arnhem geconstateerd dat de auto geparkeerd stond aan de Eusebiusbinnensingel zonder dat de daarvoor verschuldigde parkeerbelasting was voldaan en heeft om die reden de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting aan belanghebbende opgelegd.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Daarnaast is in geschil of de heffingsambtenaar de hoorplicht in de bezwaarfase heeft geschonden.

4.Beoordeling van het geschil

Is de hoorplicht in de bezwaarfase geschonden?
4.1.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden omdat de heffingsambtenaar heeft verzuimd hem uit te nodigen voor een hoorgesprek. De gemachtigde heeft ter zitting aangevoerd dat de heffingsambtenaar belanghebbende ten onrechte niet op zijn hoorrecht heeft gewezen. Dientengevolge had het beroep gegrond moeten worden verklaard en de uitspraak op bezwaar moeten worden vernietigd al dan niet met instandlating van de rechtsgevolgen.
4.2.
De heffingsambtenaar heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de hoorplicht is geschonden, omdat artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is op de heffing van parkeerbelasting.
4.3.
Op grond van artikel 231, lid 1, van de Gemeentewet (hierna: GW), geschiedt de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen – zoals de parkeerbelasting – met toepassing van onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), als waren het rijksbelastingen. Op grond van artikel 25, lid 1, van de AWR wordt een belanghebbende, in afwijking van artikel 7:2 van de Awb, alleen gehoord op zijn verzoek. Dit betekent dat het initiatief voor het horen bij belanghebbende ligt. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat belanghebbende niet om een hoorgesprek heeft verzocht. Gelet hierop, is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar de hoorplicht niet heeft geschonden. Dat de heffingsambtenaar belanghebbende niet zou hebben gewezen op zijn hoorrecht, maakt dit gelet op het hiervoor overwogene niet anders.
Is terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende?
4.4.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij het maximale heeft gedaan om de parkeerbelasting te betalen en dat het niet aan hem is te wijten dat geen parkeerbelasting is voldaan. Hij wijst er in dat verband op dat hij de verschuldigde parkeerbelasting door pinbetaling wilde voldoen, maar dat de dichtstbijzijnde parkeerautomaat aan de Eusebiusbinnensingel defect was in die zin dat het niet lukte het hele (betaal)traject te doorlopen en dat de nabijgelegen parkeerautomaat aan de Walburgstraat buiten gebruik was. Vanwege een naderende afspraak had hij geen tijd een andere parkeerautomaat te zoeken. Daar komt bij dat hij het storingsnummer niet kon bellen, omdat hij geen telefoon bij zich had. Om die reden heeft hij een briefje achter zijn voorruit gelegd, met daarop de volgende tekst: “parkeerautomaat doet het niet. tijd: 15:45 uur” en is hij naar zijn afspraak gegaan.
4.5.
De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende de parkeerbelasting ook had kunnen voldoen door een pinbetaling bij een andere parkeerautomaat of betaling via registratie van de parkeerbeweging bij een daarvoor bestemde telefoonapplicatie. Bovendien had belanghebbende ervoor kunnen kiezen een andere parkeerplaats op te zoeken.
4.6.
Parkeerbelasting wordt geheven door voldoening op aangifte. [1] Ingevolge artikel 5, lid 1, van de Verordening, is parkeerbelasting verschuldigd bij aanvang van het parkeren. De parkeerbelasting moet worden voldaan door het in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze. [2] Op grond van artikel 16, lid 2, van het Uitwerkingsbesluit geschiedt het inwerking stellen van de parkeerapparatuur, uitsluitend indien de parkeerapparatuur daarvoor geschikt is, door middel van: contante betaling of een betaling met een door de parkeerautomaat geaccepteerde creditcard of een pinbetaling. Artikel 16, lid 4, van het Uitwerkingsbesluit voegt daaraan toe dat het in werking stellen van de parkeerapparatuur tevens kan geschieden door in te loggen bij een daarvoor bestemde telefonische applicatie. Uit vaste rechtspraak volgt dat als voorziening voor de voldoening van parkeerbelasting volstaat dat alleen betaling langs elektronische weg beschikbaar is. [3] Uit vaste rechtspraak volgt tevens dat het feit dat een parkeerautomaat defect is, niet met zich brengt dat de betalingsverplichting komt te vervallen. [4] Het is de verantwoordelijkheid van de parkeerder om bij een defecte automaat ervoor te zorgen dat de parkeerbelasting wordt voldaan, eventueel op een andere manier.
4.7.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd. Niet in geschil is dat de auto stond geparkeerd, dat ter zake daarvan parkeerbelasting was verschuldigd en dat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft voldaan. Op belanghebbende rust de verantwoordelijkheid om bij een defecte parkeerautomaat ervoor te zorgen dat de parkeerbelasting wordt voldaan. Ook indien de parkeerautomaten aan de Eusebiusbinnensingel en Walburgstraat defect waren, zoals belanghebbende stelt, dan nog ontslaat deze omstandigheid belanghebbende niet van zijn betalingsverplichting. Belanghebbende had de verschuldigde parkeerbelasting op een andere wijze kunnen voldoen, bijvoorbeeld door betaling via een daarvoor bestemde telefoonapplicatie of door betaling per pinpas bij een andere parkeerautomaat. Ook had hij ervoor kunnen kiezen de auto op een andere plek te parkeren. De gevolgen van de keuze de verschuldigde parkeerbelasting in het geheel niet te voldoen, dienen naar het oordeel van het Hof voor rekening van belanghebbende te blijven. Hetgeen door belanghebbende is aangevoerd, te weten dat belanghebbende geen telefoon bij zich had en onder tijdsdruk stond in verband met een naderende afspraak, zijn omstandigheden die voor rekening en risico van belanghebbende dienen te komen. Ook de omstandigheid dat de pinbetaling niet kon worden voltooid dan wel dat de parkeerautomaat geen andere betalingsmogelijkheid bood, maakt dit niet anders. Zoals onder 4.6 reeds is overwogen, kon de gemeente Arnhem de wijze van betaling van parkeerbelasting beperken tot uitsluitend de elektronische weg.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6.
Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.R. Zonneveld, voorzitter, mr. A.E. Keulemans en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (L.R. Zonneveld)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 augustus 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 234, lid 1, Gemeentewet.
2.Artikel 234, lid 2, van de Gemeentewet.
3.Vgl. Hoge Raad 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8903.
4.Vgl. Hoge Raad 22 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3117.