ECLI:NL:HR:2023:505

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
21/03689
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigening en schadeloosstelling in het kader van planschade en omrijschade

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Noy Holding B.V. en de Gemeente Gennep. De zaak betreft een onteigening die door de rechtbank Limburg is uitgesproken ten behoeve van de Gemeente. Noy, de eiseres tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank, waarin de schadeloosstelling voor de onteigende percelen werd vastgesteld. De rechtbank had eerder een voorschot op de schadeloosstelling van € 298.000,-- bepaald, maar de deskundigen adviseerden een totale schadeloosstelling van € 671.000,--. Uiteindelijk heeft de rechtbank de schadeloosstelling vastgesteld op € 538.500,--, inclusief een bedrag voor omrijschade van € 318.500,--.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van Noy in het principale beroep verworpen, zonder verdere motivering. In het incidentele beroep van de Gemeente heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat de rechtbank de vaststelling van de omrijschade onvoldoende begrijpelijk heeft gemotiveerd. De Gemeente had aangevoerd dat de deskundigen bij hun berekening van de omrijschade uitgingen van een te grote extra afstand. De Hoge Raad heeft het vonnis van de rechtbank Limburg vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft Noy in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van de Gemeente. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering door de rechtbanken bij het vaststellen van schadevergoedingen in onteigeningszaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/03689
Datum31 maart 2023
ARREST
In de zaak van
NOY HOLDING B.V.,
gevestigd te Heijen,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Noy,
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
GEMEENTE GENNEP,
zetelende te Gennep,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: de Gemeente,
advocaat: aanvankelijk J.F. de Groot, thans L.V. van Gardingen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/03/258094 / HA ZA 18-615 van de rechtbank Limburg van 10 juli 2019 (tussenvonnis), 11 september 2019 (herstelvonnis), 18 september 2019 (herstelvonnis) en 7 juli 2021 (eindvonnis).
Noy heeft tegen het eindvonnis van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De Gemeente heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping en in het incidentele cassatieberoep tot vernietiging en verwijzing.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De rechtbank Limburg [1] heeft op vordering van de Gemeente bij tussenvonnis van 10 juli 2019 (hierna: het onteigeningsvonnis) de onteigening uitgesproken ten name van de Gemeente en ten algemenen nutte van:
1. een gedeelte ter grootte van 54 ca van het perceel kadastraal bekend gemeente Gennep, sectie H, nummer 706, groot 86 a en 75 ca (grondplannummer 1),
2. een gedeelte ter grootte van 11 a van het perceel kadastraal bekend gemeente Gennep, sectie H, nummer 709, groot 63 a en 90 ca (grondplannummer 2),
3. een gedeelte ter grootte van 10 a en 57 ca van het perceel kadastraal bekend gemeente Gennep, sectie H, nummer 715, groot 3 ha, 57 a en 70 ca (grondplannummer 3).
(ii) Het onteigende is gelegen op (het oude) Bedrijventerrein De Grens. Dit bedrijventerrein sluit aan op het nieuwe Bedrijventerrein De Brem. Voor een optimale ontsluiting van dit nieuwe bedrijventerrein wordt de huidige ontsluitingsweg van (het oude) Bedrijventerrein De Grens doorgetrokken tot aan de Brem(weg).
(iii) Noy heeft op het bedrijventerrein De Grens een aantal percelen, die gezamenlijk ongeveer 10 ha groot zijn. In de onteigening zijn betrokken De Grens 11 en De Grens 21. Op beide adressen staat een bedrijfsgebouw. Deze twee bedrijfsgebouwen zijn van elkaar gescheiden door een onbebouwd terreingedeelte, waarvan het onteigende deel uitmaakt. Het gaat bij de onteigening om een onbebouwde strook van 2211 m2 gelegen tussen beide adressen. Ruwweg de helft van het onteigende is verhard met straatklinkers terwijl de andere helft bestaat uit ingezaaid gras en ongeveer 65 m2 is verhard met stelconplaten.
(iv) In het onteigeningsvonnis heeft de rechtbank het voorschot op de schadeloosstelling van Noy bepaald op € 298.000,--.
(v) Het onteigeningsvonnis is op 26 september 2019 ingeschreven in de openbare registers.
(vi) De door de rechtbank benoemde deskundigen hebben in hun deskundigenrapport geadviseerd de totale schadeloosstelling te begroten op € 671.000,--.
2.2
Bij vonnis van 7 juli 2021 heeft de rechtbank [2] de schadeloosstelling voor Noy vastgesteld op € 538.500,--. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:

Omrijschade
2.15.
Ook de door de deskundigen begrote omrijschade wordt door de rechtbank overgenomen. De deskundigen hebben in hun advies zeer specifiek aangegeven waar die schade uit bestaat en hoe die is opgebouwd. Hetgeen partijen ter gelegenheid van het pleidooi nog hebben aangevoerd, heeft voor de deskundigen geen aanleiding gegeven op hun advies terug te komen. De rechtbank ziet daarin evenmin aanleiding. De omrijschade zal dan ook worden vastgesteld op € 318.500,00.”

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

4.1
Onderdeel 1.2 onder (h) van het middel klaagt dat de rechtbank de vaststelling van de omrijschade onvoldoende begrijpelijk heeft gemotiveerd. Volgens de Gemeente is onvoldoende kenbaar gerespondeerd op haar stelling dat de deskundigen bij hun berekening van de nieuwe rijafstand zijn uitgegaan van 800 meter extra per rit, terwijl de interne route tussen de bedrijfsgebouwen van Noy reeds ongeveer 325 meter bedraagt, zodat de extra afstand hoogstens 475 meter bedraagt.
4.2
Deze klacht slaagt. Het oordeel van de rechtbank in rov. 2.15, waarin de door de deskundigen begrote omrijschade is overgenomen, is in het licht van de hiervoor onder 4.1 weergegeven stelling van de Gemeente ontoereikend gemotiveerd.
4.3
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

5.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Noy in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Noy deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het incidentele beroep:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Limburg van 7 juli 2021;
- verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt Noy in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Noy deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
31 maart 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Limburg 10 juli 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:9342, hersteld bij vonnis van 11 september 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:9375 en bij vonnis van 18 september 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:9376.
2.Rechtbank Limburg 7 juli 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:10156.