In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 juli 2019 uitspraak gedaan over de vervroegde onteigening van perceelsgedeelten ten behoeve van de gemeente Gennep. De gemeente had een bod van € 330.220,00 gedaan als schadeloosstelling voor de onteigening, maar de gedaagde partij, een besloten vennootschap, heeft hiertegen verweer gevoerd. De gedaagde stelde dat de gemeente onvoldoende had geprobeerd om de onteigening minnelijk te regelen, zoals vereist door artikel 17 van de Onteigeningswet (OW). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemeente wel degelijk aan deze verplichting heeft voldaan. Er zijn langdurige onderhandelingen geweest tussen partijen, waarbij de gemeente meerdere keren een schadevergoeding in geld heeft aangeboden. De rechtbank concludeert dat de gemeente niet onredelijk heeft gehandeld door vast te houden aan haar bod, dat onderbouwd is met taxatierapporten. De rechtbank heeft de vervroegde onteigening uitgesproken en het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op 90% van het aangeboden bedrag, zijnde € 298.000,00. Tevens is de gemeente verplicht om zekerheid te stellen voor de resterende 10% van het bedrag. De rechtbank heeft deskundigen benoemd om de schade te begroten die door de onteigening zal worden toegebracht, en heeft verdere procedures vastgesteld voor de behandeling van het deskundigenrapport.