Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende had berekend dat de naheffingsaanslag als gevolg van toepassing van het bpm-tarief van 2015 moet worden verminderd met een bedrag van € 306. De Inspecteur concludeerde ter zitting van de Rechtbank dat toepassing van het tarief van 2015 voor de personenauto geen gevolgen heeft voor het ter zake van de personenauto nageheven bedrag aan bpm. De Rechtbank heeft het standpunt van de Inspecteur gevolgd, de naheffingsaanslag niet verminderd, en het beroep ongegrond verklaard.
Nadat de Inspecteur aanvankelijk in het verweerschrift had geconcludeerd dat deze door belanghebbende voorgestelde vermindering van de naheffingsaanslag juist was, heeft hij ter zitting van het Hof verklaard dat hij bij de voorbereiding van de zitting van deze zaak in hoger beroep de berekening van de gevolgen van toepassing van het bpm-tarief van 2015 voor de personenauto opnieuw heeft gemaakt en dat hij concludeert tot vermindering van de naheffingsaanslag met een hoger bedrag dan belanghebbende in het hogerberoepschrift heeft gesteld. Hij concludeerde dat het op de naheffingsaanslag in mindering te brengen bedrag moet worden gesteld op € 61.
Het Hof heeft daarop zowel de uitspraak van de Rechtbank als de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag overeenkomstig het hiervoor weergegeven standpunt van de Inspecteur verminderd met een bedrag van € 61.
3.Beoordeling van de middelen
Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep uitsluitend aan de handelwijze van belanghebbende te wijten is geweest. De hiervoor in 2.5 weergegeven oordelen van het Hof geven dan ook ofwel blijk van een onjuiste rechtsopvatting ofwel zijn die oordelen – als het Hof van de juiste rechtsopvatting is uitgegaan – onbegrijpelijk.
Dit brengt mee dat belanghebbende in verband met de gegrondverklaring van het hoger beroep recht heeft op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die zij in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft gemaakt. Middel III slaagt in zoverre.
4.Proceskosten
De Inspecteur zal worden veroordeeld in de kosten van het geding voor het Hof.
Bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand gaat de Hoge Raad uit van de waarde per punt die is neergelegd in punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit. [2]