Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
24 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en het arrest van het hof. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet op de voorgeschreven wijze is ingesteld, zoals vereist in artikel 30c lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De procesinleiding is niet langs elektronische weg ingediend en voldoet niet aan de eisen van artikel 407 lid 3 Rv, omdat er geen advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die eiser in het geding in cassatie zou vertegenwoordigen. Eiser had de mogelijkheid om deze verzuimen binnen twee weken te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De uitspraak is gedaan op 24 februari 2023 door de vicepresident M.V. Polak en de raadsheren H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.