ECLI:NL:GHDHA:2022:2691

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
200.292.753/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van parkeerplaatsen en de kwalificatie als gebouwde onroerende zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de huur van twee parkeerplaatsen/carports. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. van Wingerden, was in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter te Dordrecht van 7 januari 2021 en 11 februari 2021. De kantonrechter had de vordering van de geïntimeerde, Stichting Trivire, toegewezen, wat leidde tot de ontruiming van de parkeerplaatsen door de appellant.

De appellant stelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de huurovereenkomsten voor de parkeerplaatsen betrekking hadden op gebouwde onroerende zaken in de zin van artikel 7:230a BW. Het hof heeft de zaak beoordeeld volgens de Second Opinion-procedure, waarbij partijen instemden met de conclusies van de kantonrechter. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomsten enkel betrekking hadden op de parkeerplaatsen en niet op de muren en vloeren van het bovenliggende gebouw.

Het hof heeft de vonnissen van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten zijn beperkt tot het door Trivire betaalde griffierecht en een punt voor de mondelinge behandeling. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.292.753/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: 8912038 / CV EXPL 20-6051

Arrest van 29 maart 2022

in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.A.J. van Wingerden te Dordrecht,
tegen

Stichting Trivire,

gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Trivire,
advocaat: mr. M.W. Kox te Amsterdam.

Het geding

1. Bij exploot van 24 maart 2021 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter te Dordrecht van 7 januari 2021 en 11 februari 2021. Bij arrest van 4 mei 2021 heeft het hof een mondelinge behandeling bevolen. Deze is gehouden op 20 juli 2021 en voortgezet op 5 augustus 2021. Van beide zittingen is een proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting van 5 augustus 2021 hebben partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. Beide partijen hebben daartoe een ingevuld en ondertekend SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion Reglement (SOR) ingediend. Het verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure is toegewezen, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

2. Door indiening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De grief van [appellant] bestaat eruit dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van Trivire heeft toegewezen door voor recht te verklaren dat de huurovereenkomsten ter zake van de twee parkeerplaatsen zijn opgezegd en door [appellant] te veroordelen tot ontruiming van die parkeerplaatsen en tot betaling van de proceskosten.
3. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak herbeoordeelt in de stand waarin deze zich bevond op het tijdstip waarop voor het laatst vonnis werd gevraagd (artikel 3.6 SOR). De zaak wordt in hoger beroep dus herbeoordeeld aan de hand van de stukken in eerste aanleg met inachtneming van de grief.
4. Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken in eerste aanleg – verenigt zich met de overwegingen van de kantonrechter en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
5. De onderhavige twee huurovereenkomsten hebben geen betrekking op gebouwde onroerende zaken in de zin van artikel 7:230a BW aangezien niet gebleken is dat de muren en vloeren die deel uitmaken van het boven de parkeerplaatsen gelegen gebouw onderdeel van het gehuurde uitmaken (althans zijn deze van verwaarloosbare betekenis voor het gehuurde) (HR 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:899, rov. 3.5.1, tweede volzin) en [appellant] daarvoor huur betaalt. Blijkens de huurovereenkomsten huurt [appellant] alleen twee parkeerplaatsen/carports, waaronder het hof verstaat: overdekte parkeerplaatsen.
6. De vonnissen zullen worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
7. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door Trivire betaalde griffierecht en één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief voor de mondelinge behandeling.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter van 7 januari 2021 en 11 februari 2021;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Trivire bepaald op € 772,- aan griffierecht en op € 1.114,- aan salaris voor de advocaat.
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, M.E. Honée en H.J.M. Burg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.