ECLI:NL:HR:2012:BW4206
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Vordering curator tot vergoeding door moedervennootschap van door dochter voldane betalingen na beëindiging kredietrelatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de curator van de failliete vennootschap Cekadak Noord B.V. De curator vorderde vergoeding van een bedrag door de moedervennootschap JVS Beheer B.V. voor betalingen die door de dochtervennootschap Cekadak zijn voldaan na de beëindiging van de kredietrelatie door de bank. De zaak draait om de onderlinge draagplicht tussen de moedervennootschap en de dochtervennootschap na de beëindiging van de kredietfaciliteit. De Hoge Raad oordeelde dat de hoofdregel van artikel 6:6 BW, die de aansprakelijkheid van schuldenaren ten opzichte van de schuldeiser regelt, niet van toepassing is op de onderlinge draagplicht tussen de schuldenaren zelf. De curator stelde dat JVS de helft van de aflossing van de schuld aan de bank diende te dragen, maar JVS betwistte deze draagplicht en stelde dat zij regres had op Cekadak voor de door haar gedane betalingen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof, dat eerder had geoordeeld dat JVS de helft van de schuld diende te dragen, en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de onderlinge draagplicht tussen schuldenaren kan afwijken van de hoofdregel, afhankelijk van de afspraken binnen het concern en de omstandigheden van het geval. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de aansprakelijkheid binnen concernstructuren en de wijze waarop onderlinge verhoudingen tussen vennootschappen moeten worden beoordeeld.