Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
21 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 april 2021. De verdachte, geboren in 1984, was in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling voor medeplegen van mensenhandel, gepleegd meermalen, zoals omschreven in artikel 273f.1 van het Wetboek van Strafrecht. De centrale vraag in deze cassatie was of de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was betekend, aangezien deze was verzonden naar een incompleet adres in Roemenië, waar het huisnummer ontbrak.
Daarnaast werd er een aanhoudingsverzoek gedaan door de niet-gemachtigde raadsman van de verdachte, die stelde dat de verdachte door de coronapandemie en financiële problemen niet in staat was om bij de zitting aanwezig te zijn. Het hof had dit verzoek afgewezen, omdat de aangevoerde omstandigheden onvoldoende aannemelijk waren en er een belangenafweging had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.