ECLI:NL:HR:2023:251

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
22/02513
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake dwangsom en ingebrekestelling in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2023 een herstelarrest gewezen ter verbetering van een eerder arrest van 9 december 2022, nummer 22/02513. Het betreft een beroep in cassatie van de belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2022, nummer 21/00256. De zaak draait om de vraag of de Inspecteur een dwangsom van € 1.260 verschuldigd is geworden na een ingebrekestelling via e-mail, conform artikel 4:17, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat aan de eisen voor een ingebrekestelling is voldaan, maar dat er een kennelijke vergissing was gemaakt bij de vaststelling van de hoogte van de dwangsom. De belanghebbende heeft terecht gewezen op het feit dat bij de vaststelling van de dwangsom geen rekening is gehouden met de indexering van bedragen zoals vastgelegd in de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming.

Als gevolg van deze correctie heeft de Hoge Raad de hoogte van de verbeurde dwangsom aangepast van € 1.260 naar € 1.442. Tevens is bepaald dat de Inspecteur wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd is vanaf 25 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening. Het arrest is openbaar uitgesproken en de betrokken rechters hebben de beslissing unaniem genomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02513
Datum17 februari 2023
HERSTELARREST
ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 9 december 2022, nr. 22/02513, ECLI:NL:HR:2022:1835, gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2022, nr. 21/00256 [1] .

1.Overwegingen voor herstel

1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 9 december 2022 arrest gewezen.
Nadien heeft belanghebbende verzocht om verbetering van het arrest.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
1.2
De Hoge Raad heeft in rechtsoverweging 2.4 het volgende overwogen met betrekking tot de verbeurde dwangsom:
“2.4 De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Nu niet in geschil is dat aan de overige eisen voor een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, lid 3, Awb is voldaan en evenmin dat de Inspecteur onder deze omstandigheden de maximale dwangsom van € 1.260 verschuldigd is geworden, kan de Hoge Raad de zaak afdoen.”
1.3
Belanghebbende heeft in haar verzoek terecht erop gewezen dat bij de vaststelling van de hoogte van de dwangsom geen rekening is gehouden met het bepaalde in de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 14 november 2018, nr. 2406921, tot indexering van bedragen in de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit proceskosten bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Herstel van deze kennelijke vergissing brengt mee dat rechtsoverweging 2.4 van het arrest als volgt komt te luiden:
“2.4 De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Nu niet in geschil is dat aan de overige eisen voor een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, lid 3, Awb is voldaan en evenmin dat de Inspecteur onder deze omstandigheden de maximale dwangsom van € 1.442 verschuldigd is geworden, kan de Hoge Raad de zaak afdoen.”
Het dictum met betrekking tot de dwangsom en de daarop betrekking hebbende wettelijke rente wordt als volgt aangepast:
“- stelt het bedrag van de door de Inspecteur verbeurde dwangsom vast op € 1.442,
- bepaalt dat de Inspecteur wettelijke rente over de dwangsom van € 1.442 is verschuldigd vanaf 25 juli 2019 tot de dag van de algehele voldoening daarvan,”.

2.Beslissing

De Hoge Raad verbetert het arrest van 9 december 2022, nr. 22/02513, op de hiervoor in onderdeel 1.3 vermelde wijze.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.A.J. Lafleur, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.