In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2023 een herstelarrest gewezen ter verbetering van een eerder arrest van 9 december 2022, nummer 22/02513. Het betreft een beroep in cassatie van de belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2022, nummer 21/00256. De zaak draait om de vraag of de Inspecteur een dwangsom van € 1.260 verschuldigd is geworden na een ingebrekestelling via e-mail, conform artikel 4:17, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat aan de eisen voor een ingebrekestelling is voldaan, maar dat er een kennelijke vergissing was gemaakt bij de vaststelling van de hoogte van de dwangsom. De belanghebbende heeft terecht gewezen op het feit dat bij de vaststelling van de dwangsom geen rekening is gehouden met de indexering van bedragen zoals vastgelegd in de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming.
Als gevolg van deze correctie heeft de Hoge Raad de hoogte van de verbeurde dwangsom aangepast van € 1.260 naar € 1.442. Tevens is bepaald dat de Inspecteur wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd is vanaf 25 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening. Het arrest is openbaar uitgesproken en de betrokken rechters hebben de beslissing unaniem genomen.