ECLI:NL:HR:2023:1828

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23/03262
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk ontslag en herplaatsing van een rechter in verband met gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de Procureur-Generaal tot herplaatsing en gedeeltelijk ontslag van een rechter in de rechtbank Oost-Brabant, die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. De Procureur-Generaal had op 19 juli 2023 verzocht om de rechter, geboren in 1973, te herplaatsen voor 20 uur per week en voor 16 uur per week te ontslaan, met ingang van 1 oktober 2023. Dit verzoek was onderbouwd met verschillende documenten, waaronder een arbeidsongeschiktheidspercentage van 60,57% vastgesteld door het UWV en een rapportage van adviesbureau Elabo, waaruit bleek dat de rechter gemiddeld 20 uur per week kan werken.

Tijdens de raadkamer op 4 september 2023 heeft de Hoge Raad het onderzoek ingesteld, waarbij de rechter en de president van de rechtbank Oost-Brabant geen gebruik hebben gemaakt van hun recht om gehoord te worden. De Procureur-Generaal heeft de vordering mondeling toegelicht. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechter, als voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar, in staat is om haar ambt te vervullen voor een verminderd aantal uren, en dat er voldoende gronden zijn om de herplaatsing en het ontslag te rechtvaardigen.

De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten om de rechter te herplaatsen voor 20 uur per week en voor 16 uur per week te ontslaan, met ingang van 1 oktober 2023. Dit arrest is gewezen door de president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Vierde Kamer
Nummer23/03262
Datum15 september 2023
ARREST
houdende de beslissing op de vordering als bedoeld in artikel 46k, lid 1 en 5, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 19 juli 2023 betreffende:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats],
hierna: betrokkene.

1.De vordering van de Procureur-Generaal

De Procureur-Generaal heeft op 19 juli 2023 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad mr. [betrokkene] (hierna: betrokkene) op de voet van artikel 46k, lid 1 en 5, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) zal herplaatsen in haar ambt van rechter in de rechtbank Oost-Brabant voor 20 uur en zal ontslaan voor 16 uur, beide met ingang van 1 oktober 2023.
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
De brief van mr. S. Sicking-Sluis, president van de rechtbank Oost-Brabant, van 9 mei 2023 inhoudende een verzoek tot indiening van een vordering tot herplaatsing en gedeeltelijk ontslag van betrokkene, met zeven bijlagen. Tot de bijlagen behoren de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) van 18 maart 2022 waarin het arbeidsongeschiktheidspercentage van betrokkene is vastgesteld op 60,57%, het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 28 februari 2022 en de rapportage arbeidsdeskundig onderzoek van adviesbureau Elabo van 1 december 2021 waaruit blijkt dat betrokkene gemiddeld 20 uur per week werkzaam kan zijn als rechter.
De brief van de Procureur-Generaal van 21 juni 2023 aan betrokkene inzake het verzoek tot indiening van een vordering tot herplaatsing en gedeeltelijk ontslag.
Het e-mailbericht van betrokkene van 12 juli 2023 aan de Procureur-Generaal inhoudende een reactie op de brief van 21 juni 2023.

2.De raadkamer

Op 4 september 2023 is door de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek ingesteld als bedoeld in artikel 46p, lid 1, Wrra. Betrokkene heeft bij e-mailbericht van 31 augustus 2023 aan de griffier laten weten geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid haar zienswijze bij het onderzoek naar voren te brengen.
Namens de president van de rechtbank Oost-Brabant is per e-mailbericht van 30 augustus 2023 aan de griffier meegedeeld dat de president geen gebruik zal maken van het recht gehoord te worden.
De Procureur-Generaal heeft in raadkamer de vordering mondeling toegelicht.

3.Beoordeling

3.1
Betrokkene is rechter in de rechtbank Oost-Brabant en derhalve een voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 46b Wrra. Haar werktijd is vastgesteld op 36 uur per week.
3.2
Ingevolge artikel 46k, lid 1 en 5, Wrra kan de Hoge Raad een rechterlijk ambtenaar die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn of haar arbeid voor de vastgestelde werktijd, maar wel geschikt is om zijn of haar ambt te vervullen voor een geringer aantal uren, voor dit geringere aantal uren in dat ambt herplaatsen en voor het meerdere aantal uren ontslaan. [1]
3.3
Gelet op de door de Procureur-Generaal overgelegde stukken, waaronder met name de rapportage arbeidsdeskundig onderzoek, en het in raadkamer ingestelde onderzoek, zijn er voldoende gronden aanwezig om aan te nemen dat voor betrokkene 20 uur per week als de maximaal haalbare werktijd beschouwd dient te worden en dat deze uren door herplaatsing in het ambt van rechter kunnen worden ingevuld. Gelet op diezelfde informatie zijn er voldoende gronden aanwezig om te oordelen dat betrokkene voor de overige 16 uur per week van de oorspronkelijke werktijd voor ontslag als rechterlijk ambtenaar in aanmerking komt.

4.Beslissing

De Hoge Raad herplaatst betrokkene in haar ambt van rechter in de rechtbank Oost-Brabant voor 20 uur per week en ontslaat haar voor 16 uur per week, beide met ingang van 1 oktober 2023.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, T.H. Tanja-van den Broek, A.L.J. van Strien en G.C. Makkink, in tegenwoordigheid van de griffier A.M. Wolffram-van Doorn, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023.

Voetnoten

1.Vgl. HR 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1962, en HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1723.