Uitspraak
1.De vordering van de Procureur-Generaal
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
2.De raadkamer
3.Beoordeling
4.Beslissing
30 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2020 een arrest gewezen met betrekking tot de herplaatsing en gedeeltelijk ontslag van een rechter in verband met gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De Procureur-Generaal heeft op 6 oktober 2020 een vordering ingediend tot herplaatsing van de betrokkene in zijn ambt van rechter voor 20 uur per week en ontslag voor 8,8 uur, met ingang van 1 januari 2021. De vordering was gebaseerd op artikel 46k van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra). De Procureur-Generaal heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van de vordering, waaronder een Functie Mogelijkheden Lijst en rapportages van arbeidsdeskundig onderzoek.
Op 26 oktober 2020 heeft de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek ingesteld, waarbij de betrokkene en de president van de rechtbank op de hoogte zijn gesteld van het tijdstip van het onderzoek. Geen van beiden heeft de wens geuit om gehoord te worden. De Procureur-Generaal heeft de vordering mondeling toegelicht in raadkamer.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene, die als rechter in de rechtbank is benoemd, een voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar is. Gezien de overgelegde stukken en het onderzoek in raadkamer, concludeert de Hoge Raad dat de betrokkene voor 20 uur als maximaal haalbare werktijd kan worden herplaatst en dat hij voor de overige 8,8 uur in aanmerking komt voor ontslag. De Hoge Raad heeft vervolgens besloten om de betrokkene te herplaatsen in zijn ambt van rechter voor 20 uur en hem voor 8,8 uur te ontslaan, beide met ingang van 1 januari 2021.