Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende erfrecht. De eiseres, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2022. Dit arrest betrof de uitleg van een ontervingsbepaling in een testament, waarin werd bepaald dat een erfgenaam die weigert mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap, als erfgenaam wordt uitgesloten. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en eerdere arresten van het gerechtshof.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.