ECLI:NL:HR:2023:1801

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
23/03259
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 het verzoek om wraking van de leden R.J. Koopman, J. Wortel en M.T. Boerlage afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker, die eerder beroep in cassatie had ingesteld in een belastingzaak. Verzoeker had in april en augustus 2023 wraking verzocht van de leden van de Hoge Raad die betrokken waren bij zijn zaak, omdat hij zich niet in de gelegenheid gesteld voelde om zich door een raadsman te laten bijstaan. De Hoge Raad oordeelde dat de grond voor wraking niet voldoende was onderbouwd en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na een beoordeling van de feiten en omstandigheden, waarbij de Hoge Raad benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.E. Bandsma.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer23/03259
Datum22 december 2023
BESLISSING
In de zaak van
[verzoeker] te [plaats] (hierna: verzoeker)
betreffende het door verzoeker ingediende verzoek om wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.

1.De procedure

1.1
Verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 22/01582. Bij bericht van 6 april 2023 is aan verzoeker meegedeeld dat op 14 april 2023 in de hiervoor genoemde zaak uitspraak zal worden gedaan. Tevens is daarbij meegedeeld dat de beslissing wordt genomen door de leden van de Hoge Raad R.J. Koopman, J. Wortel en M.T. Boerlage.
1.2
Bij een op 13 april 2023 aan de balie van de Hoge Raad afgegeven brief, heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad. Het wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 23/01563. Bij beslissing van 7 juli 2023 heeft de Hoge Raad dit verzoek afgewezen. [1]
1.3
Bij bericht van 10 augustus 2023 is aan verzoeker meegedeeld dat op 18 augustus 2023 in de zaak 22/01582 uitspraak zal worden gedaan. Tevens is daarbij meegedeeld dat de beslissing wordt genomen door de leden van de Hoge Raad R.J. Koopman, J. Wortel en M.T. Boerlage.
1.4
Bij op 17 augustus 2023 aan de balie van de Hoge Raad afgegeven brief, heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.3 vermelde leden van de Hoge Raad. Dit wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 23/03259 en wordt behandeld door de leden van de Hoge Raad V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock (hierna ook: de wrakingskamer). De drie leden van de Hoge Raad tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord. Bij brieven van 13 september 2023 en 19 september 2023 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek aangevuld. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek was gepland op 25 september 2023.
1.5
Bij op 25 september 2023 aan de balie van de Hoge Raad afgegeven brief, heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.4 vermelde leden van de Hoge Raad. Dit wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 23/03714. De beslissing van 17 november 2023 op dat verzoek luidt: [2]
“De Hoge Raad stelt het verzoek om wraking van V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock buiten behandeling en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met nummer 22/01582 en in de zaak met nummer 23/03259 niet in behandeling zal worden genomen.“
1.6
Bij brief van 22 november 2023, die per gewone post en per aangetekende post naar verzoeker is verzonden, is verzoeker opnieuw uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van het hiervoor in 1.4 genoemde wrakingsverzoek, op 11 december 2023. Verzoeker is niet verschenen.
1.7
De advocaat-generaal W.L. Valk heeft desgevraagd meegedeeld af te zien van het nemen van een conclusie.

2.Beoordeling van het verzoek om wraking van de belastingkamer

2.1
Op grond van art. 8:15 Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge art. 29 AWR is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.
2.2
Bij de beoordeling van het verzoek om wraking moet worden vooropgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. [3]
2.3
Verzoeker legt in de kern aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag dat hij zich in rechte wil laten bijstaan door een raadsman, maar dat de gewraakte raadsheren van de Hoge Raad hem daartoe niet in de gelegenheid hebben gesteld. Hierdoor zijn volgens verzoeker fundamentele rechtsbeginselen geschonden, zodanig dat van een eerlijke behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Volgens verzoeker kan niet worden gesproken van een effectief rechtsmiddel in de zin van artikel 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.4
Het betreft een tweede wrakingsverzoek, dat is gedaan naar aanleiding van de (tweede) aankondiging, op 10 augustus 2023, dat uitspraak zal worden gedaan. Daargelaten of de in dit tweede wrakingsverzoek vermelde grond tijdig is aangevoerd, levert de aankondiging van de uitspraak geen aanwijzing op dat de raadsheren die de uitspraak zullen gaan doen jegens verzoeker vooringenomen zijn, of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.5
Het verzoek om wraking zal daarom worden afgewezen. Zoals beslist in de beslissing van 17 november 2023 (zie hiervoor in 1.5) zal een volgend door verzoeker gedaan verzoek om wraking (in de zaak met nummer 22/01582) niet in behandeling worden genomen.

3.Beslissing

De Hoge Raad wijst het verzoek om wraking van R.J. Koopman, J. Wortel en M.T. Boerlage af.
Deze beslissing is gegeven door de vicepresident V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier S.E. Bandsma in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.

Voetnoten

1.HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1029.
2.HR 17 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1577.
3.HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, rov. 4.2.1.