ECLI:NL:HR:2023:1029
Hoge Raad
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een belastingzaak. De verzoeker had eerder beroep in cassatie ingesteld in een andere zaak, geregistreerd onder nummer 22/01582, en had verzocht om de zaak mondeling toe te lichten. Op 6 april 2023 werd de verzoeker geïnformeerd dat er op 14 april 2023 uitspraak zou worden gedaan door de leden van de Hoge Raad, waaronder R.J. Koopman, J. Wortel en M.T. Boerlage. Op 13 april 2023 diende de verzoeker een wrakingsverzoek in tegen deze leden, omdat hij meende dat zijn recht op een eerlijke behandeling in het geding was.
De Hoge Raad oordeelde dat de verzoeker niet voldoende feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de gewraakte rechters. De Hoge Raad benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De enkele omstandigheid dat de verzoeker niet in de gelegenheid was gesteld om zijn zaak mondeling toe te lichten, was volgens de Hoge Raad niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.
De beslissing van de Hoge Raad om het wrakingsverzoek af te wijzen, werd genomen na een mondelinge behandeling op 12 juni 2023, waarbij de verzoeker en de advocaat-generaal W.L. Valk aanwezig waren. De Hoge Raad concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond en wees het verzoek tot wraking af.