Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
19 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, was eerder ontzet uit het ambt van notaris en heeft in de periode van 1 december 2014 tot en met 8 december 2017 als medewerker bij een notariskantoor diverse stukken vervalst en valselijk opgemaakt. De Hoge Raad moest beoordelen of de verdachte strafbare feiten had begaan in de uitoefening van zijn beroep als notarieel medewerker en of de opgelegde bijkomende straf van ontzetting van het recht tot uitoefening van bepaalde beroepen rechtmatig was.
De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte inderdaad de strafbare feiten had begaan in de uitoefening van zijn beroep. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot dertien maanden gevangenisstraf en daarnaast een beroepsverbod van vijf jaar opgelegd. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen voor zover de bijkomende straf verder strekte dan de ontzetting van het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk en notarieel medewerker.
De Hoge Raad heeft de formulering van de bijkomende straf verduidelijkt, zodat deze nu specifiek betrekking heeft op de uitoefening van beroepen die in voldoende verband staan met de notariële (advies)praktijk. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.