In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2021. De verdachte, geboren in 1973, was werkzaam als medewerker bij een notariskantoor en is beschuldigd van valsheid in geschrifte en het misbruik van cliëntengelden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, die is verlaagd van 15 maanden naar 13 maanden. De verdachte had gedurende drie jaar diverse documenten vervalst om een positieve bewaringspositie op de derdengeldenrekening van het notariskantoor voor te wenden. Dit leidde tot een tekort van meer dan € 2 miljoen, wat resulteerde in aanzienlijke schade voor benadeelde cliënten.
Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had eerder al een kans gekregen na een eerdere ontzetting uit het ambt van notaris wegens ongeoorloofd gebruik van cliëntengelden. De rechtbank had de verdachte voor vijf jaar ontzet uit het recht om in het notariaat te werken, een beslissing waarmee het hof zich verenigde. Het hof voegde hieraan toe dat het beroepsverbod noodzakelijk is om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de verleiding komt om strafbare feiten te plegen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 28, 36b, 36c, 47, 57, 225 en 235 van het Wetboek van Strafrecht.