Uitspraak
2.Beoordeling van het verzoek
3.Proceskosten en griffierecht
Tevens dient aan belanghebbende het voor deze zaak betaalde griffierecht te worden vergoed. [2]
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 een aanvullend arrest gewezen in de zaak van de fiscale eenheid [X2] C.S. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit arrest betreft een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure. Het verzoek om schadevergoeding werd op 25 augustus 2023 ingediend, na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 8 september 2023 in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR:2023:1160). De Hoge Raad constateert dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan zes en minder dan twaalf maanden, wat aanleiding geeft tot schadevergoeding.
De Hoge Raad overweegt dat iedere belanghebbende recht heeft op schadevergoeding, maar dat de gezamenlijke behandeling van zaken kan leiden tot een matiging van de schadevergoeding. In dit geval is de vergoeding vastgesteld op € 500, in plaats van het gebruikelijke bedrag van € 1.000. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) verantwoordelijk is voor de proceskosten en het griffierecht van belanghebbende, dat vastgesteld is op € 532.
De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden en de hoogte van schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in cassatieprocedures verduidelijkt.