ECLI:NL:HR:2023:133
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake inkomstenbelasting en bewijsaanbod
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Laghmouchi, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 oktober 2021, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, inclusief een boetebeschikking en een beschikking inzake belastingrente.
De Inspecteur had bij het vaststellen van de aanslag afgeweken van de aangifte en een bedrag van € 124.500 aan gebruikelijk loon in aanmerking genomen voor werkzaamheden verricht voor diverse vennootschappen. De belanghebbende heeft in bezwaar en beroep verklaard geen werkzaamheden voor deze vennootschappen te hebben verricht en heeft een bewijsaanbod gedaan om getuigen te horen die deze verklaring zouden kunnen bevestigen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, waaronder het middel dat het Hof het getuigenaanbod onbehandeld heeft gelaten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in beginsel volstaat met de mededeling dat gelegenheid wordt geboden tot uitvoering van het bewijsaanbod. De Hoge Raad concludeerde dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat de belanghebbende in redelijkheid niet kon worden tegengeworpen dat hij geen getuigen had meegebracht of opgeroepen. De overige klachten over de uitspraak van het Hof konden ook niet leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.