ECLI:NL:HR:2023:1120
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Betekenis van het Pottenbakkersarrest voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door J. Kastelein, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een geschil over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) van artikel 35b van de Successiewet 1956 op de waarde van aandelen in vennootschappen die deel uitmaken van de nalatenschap van erflaatster [A], die in 2012 is overleden. De Hoge Raad heeft eerder, op 18 juni 2021, de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof had geoordeeld dat de BOR alleen van toepassing is op het vermogen dat is toe te rekenen aan de projectontwikkelingsactiviteiten van de vennootschappen, en niet op de verhuurde panden. In het arrest van 18 augustus 2023 heeft de Hoge Raad de middelen van belanghebbende in het principale beroep verworpen, maar het incidentele beroep van de Staatssecretaris gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven en dat er een verwijzing moet plaatsvinden naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch om de verschuldigde erfbelasting te bepalen met inachtneming van dit arrest.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, met medewerking van raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.