ECLI:NL:HR:2023:1119
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Betekenis van het Pottenbakkersarrest voor de bedrijfsopvolgingsregeling in erfbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door J. Kastelein, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een geschil over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) van artikel 35b van de Successiewet 1956 op de waarde van aandelen in vennootschappen die zich bezighouden met de ontwikkeling en verhuur van onroerende zaken. De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 september 2022, waartegen cassatie werd ingesteld, had geoordeeld dat de BOR niet van toepassing was op de volledige waarde van de aandelen, omdat de activiteiten van de vennootschappen niet als één onderneming konden worden gekwalificeerd.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de eerdere verwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam bevestigd en de vraag beantwoord welke panden in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan de projectontwikkelingsactiviteiten van de vennootschappen. Het Hof had eerder geoordeeld dat de BOR alleen van toepassing is op het vermogen dat is toe te rekenen aan de projectontwikkelingsactiviteiten, en niet op de verhuurde panden. De Hoge Raad heeft de middelen in het principale beroep ongegrond verklaard, maar het incidentele beroep van de Staatssecretaris gegrond verklaard, wat leidt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, behalve voor de proceskosten en het griffierecht.
De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling, waarbij de door belanghebbende verschuldigde erfbelasting moet worden bepaald met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman en raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.