ECLI:NL:HR:2023:1118
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Betekenis van het Pottenbakkersarrest voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door J. Kastelein, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de erfbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 september 2022 vernietigd, met uitzondering van de beslissing over de proceskosten en het griffierecht. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de betekenis van artikel 35b en 35c van de Successiewet 1956 verduidelijkt, in het bijzonder in relatie tot de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de omvang van het ondernemingsvermogen. De Hoge Raad heeft eerder, in een arrest van 18 juni 2021, de zaak verwezen naar het Gerechtshof voor nader onderzoek naar welke panden in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan de projectontwikkelingsactiviteiten van de vennootschappen die deel uitmaken van de nalatenschap van erflaatster [A].
Het Gerechtshof had geoordeeld dat de BOR alleen van toepassing is op het vermogen dat is toe te rekenen aan de projectontwikkelingsactiviteiten, en niet op de verhuurde panden. De Hoge Raad heeft deze beoordeling niet bevestigd en heeft geoordeeld dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven, omdat de BOR ook van toepassing kan zijn op de waarde van de aandelen in de vennootschappen die zijn verkregen uit de nalatenschap, inclusief de waarde die is toe te rekenen aan verhuurde panden. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen voor een nieuwe beoordeling van de erfbelasting, rekening houdend met deze overwegingen.