ECLI:NL:HR:2023:1117
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in erfbelasting bij ondernemingsvermogen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet 1956 op de waarde van aandelen in vennootschappen die zijn verkregen uit een nalatenschap. Belanghebbende, die samen met andere erven gerechtigd is tot de nalatenschap van erflaatster [A], heeft in cassatie beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, dat had geoordeeld dat de BOR niet van toepassing was op de volledige waarde van de aandelen, maar alleen op het vermogen dat toerekenbaar is aan de projectontwikkelingsactiviteiten van de vennootschappen. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de eerdere verwijzingsopdracht bevestigd en geoordeeld dat het Hof de BOR niet correct had toegepast. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, behalve voor de proceskosten en het griffierecht, en de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de waarde van het ondernemingsvermogen correct te bepalen in het kader van de erfbelasting, met inachtneming van de relevante jurisprudentie, waaronder het Pottenbakkersarrest.