3.3Onderdeel II is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 4.17 tot en met 4.22 dat als de ST3D een auteursrechtelijk beschermd werk is, de Silvercrest niet onder de beschermingsomvang daarvan valt.
Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden, omdat de verwerping door het hof van het primaire standpunt van Philips dat de Silvercrest inbreuk maakt op het ‘bewerkersauteursrecht’ op de ST3D, zelfstandig wordt gedragen door het met onderdeel I tevergeefs bestreden oordeel van het hof dat de ST3D geen auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van art. 10 lid 2 Aw.
3.4.1Onderdeel III bevat klachten tegen de hiervoor in 3.1 onder c weergegeven verwerping door het hof van het subsidiaire beroep van Philips op een auteursrecht op de Arcitec of “een geheel van auteursrechten op de ST3D en Arcitec”. Die verwerping berust op drie zelfstandig dragende gronden, zoals hiervoor in 3.1 onder c weergegeven.
Onderdeel III neemt terecht tot uitgangspunt dat in cassatie (veronderstellenderwijs) moet worden aangenomen dat Philips auteursrechthebbende is op de Arcitec, nu het hof de juistheid van het in die zin luidende betoog van Philips in het midden heeft gelaten.
3.4.2Onderdeel III.15 bestrijdt het oordeel van het hof in rov. 4.23 dat de auteursrechtelijke vorderingen van Philips geheel zijn toegesneden op een gesteld auteursrecht op de ST3D en daarom de vorderingen die zijn gebaseerd op het auteursrecht op de Arcitec niet kunnen worden toegewezen. Het hof heeft daarmee miskend dat de inhoud van een vordering niet slechts aan de hand van de bewoordingen van het petitum kan worden vastgesteld, maar dat de gehele inhoud van het desbetreffende gedingstuk moet worden betrokken bij een redelijke uitleg van het petitum, aldus de klacht.
3.4.3Zoals het hof in rov. 4.23 constateert, vordert Philips, na wijziging van eis bij memorie van grieven, voor zover hier van belang, Lidl te bevelen “de inbreuk op de auteursrecht (…) op de ST3D” te staken en Lidl te bevelen aan hun professionele afnemers te schrijven dat “Lidl door het op de markt brengen van [de Silvercrest] inbreuk maakt op de auteursrechten van Philips op haar [ST3D]”.
Bij de uitleg van een petitum moet niet slechts acht worden geslagen op de bewoordingen daarvan, maar komt ook betekenis toe aan de inhoud van hetgeen aan de eis ten grondslag is gelegd, de wijze waarop de wederpartij de eis heeft opgevat en redelijkerwijs heeft moeten opvatten, en het overige partijdebat.
Philips heeft in het kader van de subsidiaire grondslag van haar auteursrechtelijke vorderingen onder meer aangevoerd dat, indien de ST3D niet auteursrechtelijk beschermd is, de Silvercrest onder de beschermingsomvang van de Arcitec valt, dat de Silvercrest inbreuk maakt op de auteursrechten ten aanzien van scheerapparaten van Philips, in het bijzonder de Arcitec en dat de Arcitec en de ST3D verschillende uitvoeringsvormen zijn van hetzelfde werk. Lidl heeft, zoals het hof vaststelt in rov. 4.25, de door Philips subsidiair gestelde inbreuk op het auteursrecht op de Arcitec uitvoerig bestreden.
Dit een en ander heeft het hof niet kenbaar betrokken bij de uitleg van de vordering van Philips. Daarmee heeft het hof zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd, mede in aanmerking genomen dat indien de ST3D als bewerking van de Arcitec geen zelfstandig werk is (zoals het hof heeft geoordeeld in rov. 4.8-4.16) en de Arcitec aan de werktoets voldoet (zoals het hof in het midden heeft gelaten), de ST3D een verveelvoudiging van de Arcitec is, waarop het auteursrecht van de maker van de Arcitec rust (zie hiervoor in 3.2.2 onder (ii)). Onderdeel III.15 slaagt dus.
3.4.4Onderdeel III.16 klaagt onder meer dat onbegrijpelijk is het oordeel van het hof in rov. 4.24 dat Philips onvoldoende heeft gespecificeerd waaruit de gemeenschappelijke elementen bestaan van het werk waarvan de Arcitec en de ST3D allebei uitvoeringsvormen zouden zijn en dat aldus niet is voldaan aan het vereiste dat het voorwerp voldoende nauwkeurig objectief kan worden geïdentificeerd.
3.4.5Zoals de klacht met juistheid aanvoert, heeft Philips, onder verwijzing naar een overweging uit het hiervoor in 2.2 onder (vii) genoemde kortgedingvonnis, gesteld dat zij zich subsidiair op het geheel van haar auteursrechten op de Philips scheerapparaten kan beroepen. In de desbetreffende overweging oordeelde de voorzieningenrechter dat de auteursrechtelijk beschermde trekken die zijn vastgelegd in eerdere scheerapparaten van Philips, waaronder de Arcitec, alle afkomstig zijn van dezelfde maker en dat Philips op de voet van art. 10 lid 2 Aw een beroep kan doen op het geheel van haar auteursrechten, ook voor zover de ST3D een bewerking is van de eerdere scheerapparaten. Het standpunt van Philips laat aldus geen andere uitleg toe dan dat zij met het geheel van auteursrechten doelt op de auteursrechten op het oorspronkelijke werk (de Arcitec) en op de bewerking daarvan (de ST3D) voor zover die bewerking een zelfstandig werk is in de zin van art. 10 lid 2 Aw en dat – in het geval het hof oordeelt dat de ST3D als bewerking van de Arcitec geen zelfstandig werk is – onder het auteursrecht op de Arcitec ook moet worden verstaan het auteursrecht op de ST3D als verveelvoudiging in de zin van art. 13 Aw van de Arcitec.
De hiervoor in 3.4.4 weergegeven klacht is dus gegrond. Onderdeel III.17 behoeft geen behandeling.
3.4.6Onderdeel III.18 is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 4.25 dat Philips de subsidiair aan haar vordering ten grondslag gelegde inbreuk onvoldoende heeft gemotiveerd in het licht van de bestrijding van de gestelde inbreuk door Lidl aan de hand van een gedetailleerde vergelijking van de Silvercrest met de Arcitec. Dat oordeel berust op een onbegrijpelijke uitleg van de gedingstukken, omdat Philips, onder verwijzing naar haar (als productie overgelegde) pleitnota in het hoger beroep van het hiervoor in 2.2. onder (vii) genoemde kort geding, heeft toegelicht dat de Silvercrest inbreuk maakt op de Arcitec, aldus de klacht.
3.4.7In haar pleitnotities in eerste aanleg heeft Philips, ter toelichting op haar subsidiaire stelling dat de Silvercrest inbreuk maakt op de Arcitec, verwezen naar specifieke paragrafen in haar pleitnota in het hoger beroep van het kort geding. In die paragrafen heeft Philips, aan de hand van een (ook in de onderhavige procedure overgelegd) rapport van een door haar ingeschakelde deskundige, onder meer gespecificeerd welke elementen van de ST3D ook voorkomen in de Arcitec en, volgens Philips, zijn overgenomen in de Silvercrest. In het licht daarvan is, ook indien in aanmerking wordt genomen dat Lidl een en ander uitvoerig heeft bestreden, onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat Philips op dit punt niet aan haar motiveringsplicht heeft voldaan. De klacht slaagt dus.
3.4.8Het slagen van de onderdelen III.15, III.16 en III.18 brengt mee dat niet in stand kan blijven het oordeel van het hof dat het subsidiaire beroep van Philips op het auteursrecht op de Arcitec of “een geheel van auteursrechten op de ST3D en Arcitec”, geen grondslag is voor toewijzing van de vorderingen.
3.5.1Onderdeel IV is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 4.26 tot en met 4.30 dat de Silvercrest geen slaafse nabootsing is van de ST3D. Het onderdeel klaagt dat dit oordeel onjuist is, of ontoereikend gemotiveerd, omdat het hof niet kenbaar de punten van overstemming tussen de ST3D en de Silvercrest in zijn beoordeling heeft betrokken, doch enkel de verschillen in de vormgeving.
3.5.2Aangezien het verbod op slaafse nabootsing ertoe strekt marktdeelnemers te beschermen tegen oneerlijke concurrentie, gaat het bij de beoordeling van de vraag of de consument een nabootsing zal kunnen verwarren met het nagebootste product, om de invloed van de gelijkenis op diens aankoopbeslissing. Daarbij is bepalend de totaalindruk van elk product en de beschouwing daarvan door een weinig oplettend kopend publiek dat de beide producten meestal niet naast elkaar ziet. De rechter die heeft te beoordelen of in een concreet geval, gelet op de totaalindrukken van vergelijkbare producten, sprake is van een (gevaar voor) nodeloze verwarring bij het desbetreffende publiek, dient daarbij alle relevante omstandigheden van dat geval te betrekken. Daarbij behoeft hij niet als regel ervan uit te gaan dat voor de verwarringsvraag aan punten van overeenstemming meer gewicht toekomt dan aan punten van verschil.
3.5.3Het onderdeel faalt. Uit hetgeen het hof in rov. 4.26 tot en met 4.30 heeft overwogen blijkt dat het hof, ter beantwoording van de vraag of de consument de Silvercrest zal kunnen verwarren met de ST3D, de totaalindruk van elk van beide producten in aanmerking heeft genomen, alsmede de overige omstandigheden, zoals het assortiment van Lidl en de verpakking van beide producten. De omstandigheid dat het hof, ter motivering van zijn oordeel dat geen sprake is van (gevaar voor) nodeloze verwarring en in reactie op het andersluidende standpunt van Philips, in zijn overwegingen vooral punten van verschil heeft genoemd, betekent niet dat het hof geen oog heeft gehad voor de punten van overeenstemming. Het oordeel van het hof geeft aldus geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.