Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
patients who are entirely incapable of deciding for themselves”
,valt daaruit niet af te leiden dat (in bepaalde gevallen) wilsonbekwaamheid vereist is om een persoon onvrijwillig te kunnen opnemen (vgl. de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4). Ook uit overige rechtspraak van het EHRM over gedwongen zorg valt dat niet af te leiden. Zo volstaat het EHRM in zijn uitspraak van 21 juni 2022 ermee om – nadat het de drie minimumeisen heeft herhaald – in herinnering te brengen dat een beschermende maatregel ten aanzien van een persoon die in staat is zijn wil tot uitdrukking te brengen, zoveel mogelijk de wensen van die persoon dient te reflecteren. [3] Het hiervoor in 3.3 en 3.4 geschetste stelsel is daarop ook gericht. Bij de beoordeling of is voldaan aan de in art. 24 Wzd gestelde voorwaarden dat de opname en het verblijf noodzakelijk en geschikt is om het ernstige nadeel voor de betrokkene te voorkomen of af te wenden, en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden, dienen de wensen en voorkeuren van de betrokkene zoveel mogelijk in aanmerking te worden genomen. Bij deze stand van zaken kan niet worden geconcludeerd dat uit het EVRM volgt dat in geval van wilsbekwaam verzet van de betrokkene meer beperkingen gelden voor het verlenen van onvrijwillige zorg en opname dan besloten liggen in het hiervoor in 3.3 en 3.4 weergeven stelsel van de Wet zorg en dwang. Het beroep op de art. 5 en 8 EVRM kan dan ook niet tot cassatie leiden.
4.Beslissing
7 juli 2023.