Uitspraak
verblijvende te [verblijfplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
Huisregels (art. 37 lid 1 Wet Bopz)
4.Beslissing
19 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan over de beperking van de bewegingsvrijheid van een betrokkene die verblijft in de forensisch-psychiatrische kliniek ‘De Woenselse Poort’ van de Stichting GGZ Eindhoven. De betrokkene had een tuinpas waarmee hij zich vrij in de binnentuin kon bewegen, maar deze pas werd ingetrokken na signalen van drugshandel. De betrokkene diende een klacht in op basis van artikel 41 van de Wet Bopz, maar de klachtencommissie verklaarde zich onbevoegd. De rechtbank verklaarde de klacht ongegrond, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de beperking van de bewegingsvrijheid van de betrokkene niet als een individuele beperking kon worden aangemerkt. De Hoge Raad benadrukte dat huisregels schriftelijk moeten worden vastgelegd en dat mondelinge mededelingen niet gelijkgesteld kunnen worden aan huisregels. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. Deze uitspraak onderstreept het belang van rechtszekerheid voor patiënten in psychiatrische instellingen en de noodzaak van schriftelijke vastlegging van huisregels.