In deze zaak heeft Jabil Circuit Netherlands B.V. cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 januari 2020 en 19 januari 2021, waarbij het hof eerder had geoordeeld over de pensioenregeling van werknemers. De centrale vraag in deze procedure was of de werkgever, op basis van een clausule in de arbeidsovereenkomsten, verplicht was om de pensioenregeling van de werknemers in alle materiële opzichten gelijk te houden aan de eerdere regeling bij de voormalige werkgever. Dit betreft de verplichting om stortingen te blijven doen zodat het pensioen geïndexeerd kan worden. De Hoge Raad heeft de klachten van Jabil over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van de verweerders, dat voorwaardelijk was ingesteld, behoeft geen behandeling meer, omdat de voorwaarde niet is vervuld. De Hoge Raad heeft Jabil veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, en ook de verweerders zijn in de kosten van het incidentele beroep veroordeeld. Dit arrest is gewezen door de president en raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.