In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VVE) beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 oktober 2020. De VVE, vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, betwistte de beslissing van het hof met betrekking tot het verbod op kamerverhuur en de uitleg van de splitsingsakte. De eigenaren, verweerders in cassatie, werden vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes en hebben een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de VVE schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van de VVE over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de VVE veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de eigenaren zijn begroot op € 421,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 1 juli 2022 en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.